meldde betreft de vraagstelling van de rechtbank niet alle mogelijke vormen van ‘e-lending’, waaronder streaming, maar slechts de zeer beperkte vraag of het begrip ‘uitlening’ zoals dat geldt voor papieren boeken (uitzondering in Auteurswet met betrekking tot noodzaak toestemming rechthebbenden te vragen, mits er leenrecht wordt betaald) mede kan worden toegepast op:
van een kopie in digitale vorm van auteursrechtelijk beschermde romans, verhalenbundels, biografieën, reisverslagen, kinderboeken en jeugdliteratuur.’
Bibliotheek.nl (nu de Koninklijke Bibliotheek) is er juist trots op (zie
persbericht van 10 december 2014, pdf) dat in Nederland het
multi users - one copy model kan worden toegepast. Maar daar heeft de proefprocedure geen betrekking op.
Aanleiding voor de proefprocedure is een arrest van het Europese Hof waarin dat Hof verder verhandelen van aangeschafte software als legaal beoordeelde, het zogenaamde UsedSoft-arrest.
Principieel karakter
De Haagse Rechtbank vond het gepast alvorens zelf uitspraken te doen eerst aan het Europese Hof ‘prejudiciële vragen’ te stellen, ‘omdat enerzijds de relevante feiten niet in geschil zijn en anderzijds de te beantwoorden rechtsvraag een dermate principieel karakter heeft dat verwacht moet worden dat het geschil niet definitief kan worden beslecht zonder een uitspraak van de hoogste rechter.’
Aldus uit te leggen?
Blijkens het vonnis van 1 april zijn de volgende vragen geformuleerd:
1. Dienen de artikelen 1 lid 1, 2 lid 1 sub b en 6 lid 1 van richtlijn 2006/115 aldus te worden uitgelegd dat onder ‘uitlening’ als daar bedoeld mede is te verstaan het zonder direct of indirect economisch of commercieel voordeel via een voor het publiek toegankelijke instelling voor gebruik ter beschikking stelten van auteursrechtelijk beschermde romans, verhalenbundels, biografieën, reisverslagen, kinderboeken en jeugdliteratuur
- door een kopie in digitale vorm (reproductie A) op de server van de instelling te plaatsen en het mogelijk te maken dat een gebruiker die kopie door middel van downloaden kan reproduceren op zijn eigen computer (reproductie 3),
- waarbij de kopie die de gebruiker tijdens het downloaden maakt (reproductie 3),
na verloop van een beperkte termijn niet meer bruikbaar is, en
- waarbij andere gebruikers gedurende die termijn de kopie (reproductie A) niet kunnen downloaden op hun computer?
2. Als vraag 1. bevestigend moet worden beantwoord, staat artikel 6 van richtlijn 2006/115 en/of een andere bepaling van het Unierecht eraan in de weg dat lidstaten aan de toepassing van de in artikel 6 van richtlijn 2006/115 opgenomen beperking op het uitleenrecht de voorwaarde stellen dat de door de instelling ter beschikking gestelde kopie van het werk (reproductie A) in het verkeer is gebracht door een eerste verkoop of andere eigendomsovergang van die kopie in de Unie door de rechthebbende of met zijn toestemming in de zin van artikel 4 lid 2 van richtlijn 200 1/29?
3. Als vraag 2. ontkennend moet worden beantwoord, stelt artikel 6 van richtlijn 2006/115 andere eisen aan de herkomst van de door de instelling ter beschikking gestelde kopie (reproductie A), zoals bijvoorbeeld de eis dat die kopie is verkregen uit legale bron?
4. Als vraag 2. bevestigend moet worden beantwoord, dient artikel 4 lid 2 van richtlijn 200 1/29 aldus te worden uitgelegd dat onder de eerste verkoop of andere eigendomsovergang van materiaal als daar bedoeld mede wordt verstaan het op afstand door middel van downloaden voor gebruik voor onbeperkte tijd ter beschikking stellen van een digitale kopie van auteursrechtelijk beschermde romans, verhalenbundels, biografieën, reisverslagen, kinderboeken en jeugdliteratuur?
Meer in het
hele vonnis (pdf), dat te vinden is op de
website van de VOB.