Op 27 juni overleed Pier van Swigchem op de leeftijd van ruim 96 jaar in zijn woonplaats Den Haag. Pieter Johannes (Pier) van Swigchem vervulde vanaf zijn aantreden als directeur in 1949 bij de Bibliotheek Den Haag, als opvolger van de roemruchte dr. Henri Greve, een net zo grote pioniersrol als zijn voorganger.
Pier van Swigchem was één van de grote voortrekkers in het bibliotheekwerk in Den Haag, van 1949 tot eind 1983. Bijna 35 jaar gaf hij op inspirerende wijze indrukwekkend vorm en inhoud aan de opbouw van de bibliotheek in Den Haag en in Nederland.
Het openbare bibliotheekwerk heeft in die decennia een bewogen periode doorgemaakt van ongekende groei en bloei. Van Swigchem speelde hierbij een grote rol in de ontwikkeling van het werk en het vak en heeft daarbij blijk gegeven van een beweeglijke geest. Er is bijna geen aspect van het openbare bibliotheekwerk en van de beroepsuitoefening waarin zijn rol niet duidelijk herkenbaar was.
Dat geldt allereerst voor zijn werk vanuit het markante hoofdkwartier aan de Bilderdijkstraat in Den Haag voor het stedelijk bibliotheekwerk, maar evenzeer voor hetgeen hij van daaruit voor de ontwikkeling in ons land en in het buitenland heeft betekend.
Pier van Swigchem behoorde tot de ‘gouden generatie’, samen met onder meer Margreet Wijnstroom, Gerrit van Riemsdijk en Wim de la Court, die deze na-oorlogse ontwikkelingen in gang zetten.
Bij zijn afscheid als directeur van de Haagse openbare bibliotheek in december 1983 schreef de redactie in de inleiding van het hem aangeboden gedenkboek
Boekselectie in de openbare bibliotheek – toen al – met vooruitziende blik: ‘Wat een vreemde gedachte dat het Nederlandse Openbare Bibliotheekwerk in het algemeen en de Haagse Openbare Bibliotheek in het bijzonder het nu zonder Pier van Swigchem zullen moeten stellen.'
Pier van Swigchem is altijd intens belangstellend gebleven voor het werk en voor het persoonlijke leven van de medewerkers. Een luisterend oor voor iedereen in de organisatie, sociaal, nooit afstandelijk, maar begripvol, soms joviaal, en blijvend geïnteresseerd in andere meningen. Kritisch als hij was op zichzelf, was hij dat ook op anderen en met die kritische blik keek hij ook naar de inhoud en formulering van naar voren gebrachte standpunten. Hij vroeg van anderen overtuigende betogen en standpunten.
In
Een eeuw informatie, educatie en inspiratie, openbaar bibliotheekwerk in Den Haag 1906-2006 (pdf) van Paul Schneiders wordt vermeld dat al in 1952 Van Swigchems eerste bibliotheekartikelen verschenen in het toenmalige vakblad
Bibliotheekleven. Hij vond de tijd rijp (en zichzelf) om de inmiddels door hem ontwikkelde visie op de taak en de functie van het openbare bibliotheekwerk aan zijn collega’s duidelijk te maken.
Hij pleitte in zijn eerste artikel ‘Leeszaalstijl’ voor een bezinning op eigen werk. Hij benadrukte de noodzaak vooral aansluiting te zoeken bij een veranderende maatschappij. ‘Klopt de polsslag van deze tijd ook binnen onze muren?’ Nee, zijn antwoord: ‘Het is broodnodig, dat we ons als leeszaal [destijds de benaming voor de openbare bibliotheek] bewust zijn van de noodzakelijkheid, ons tot in detail van ons werk aan te passen aan de eigen aard van de lezende enkeling op groep.’
‘Zich verplaatsen in wat de gebruiker wil, aansluiting zoeken bij wat het publiek wenst’, was toen al zijn devies. Minder elitair dus!
Pier was de eerste in ons vak die promoveerde (1966) en als Dr. P.J. van Swigchem de status, het aanzien en de politieke positie van ons vak een uiterst grote dienst bewees. Zijn proefschrift
De Nederlandse Openbare Bibliotheken en hun boekenbezit: een onderzoek naar het boekenbezit voor volwassenen in de algemene, rooms-katholieke en protestants-christelijke openbare bibliotheken in Nederland was niet alleen een wetenschappelijke analyse maar ook een handleiding voor de ontwikkeling van het bibliotheekvak.
Zijn dissertatie is jarenlang de inspiratiebron geweest voor de integratie, de inhoudelijke vernieuwing ende politieke erkenning van het bibliotheekwerk. Met zijn visie, zijn levensbeschouwelijke achtergrond en zijn innemende persoonlijkheid was niemand beter dan Pier geëquipeerd om, op het hoogtepunt van ‘de verzuiling’, met gezag de tegenstellingen in het vak te overbruggen en de integratie mede te leiden. De ‘gemeenschappelijke bibliotheek’ die de openbare en confessionele visies verenigde in het algemene karakter van de bibliotheek, was hem aan het hart gebakken. Daar streed hij voor op eigen erudiete, wellevende en overtuigende wijze.
Zijn onderzoek leidde versneld tot de invoering van de open opstelling van de boekencollecties voor het publiek, tot geleidelijke afschaffing van zelfcensuur en beschikbaarstelling van de toen zogeheten 'controversiële literatuur'.
In zijn proefschrift toonde hij scherp de kwalitatieve, professionele, wettelijke en financiële manco’s aan, vergeleken met de Engelse en Scandinavische situatie.
Tot op de dag van zijn afscheid heeft hij een markante rol gespeeld in vele landelijke en internationale werkgroepen, commissies en besturen - en hij stimuleerde daarin ook de staf en medewerkers van zijn Haagse Bibliotheek. Hij was ook zeer betrokken bij de opleiding van steeds nieuwe lichtingen bibliothecarissen.
Pier van Swigchem stond bekend als een boeiend spreker en schrijver, spitsvondig, menselijk,
to the point.
Zo gebeurde het enkele maanden voor zijn definitieve afscheid van de Haagse Bibliotheek, dat bij het afscheid van een zeer gewaardeerd filiaalhoofd van het filiaal Mient door één van de medewerkers tegen mij – zijn opvolger in Den Haag – werd gezegd: ‘Luister maar goed, de volgende keer moet jij het doen.' Natuurlijk, maar niet op dezelfde wijze. Zijn persoonlijke benadering, zijn weloverwogen, altijd trefzekere woordkeuze en woordspelingen waren kenmerkend voor hem. Net zo als humor en zelfspot. Niet te evenaren! Bij de afscheidsdienst van Pier op 2 juli 2015 bleek dit ook binnen zijn familie volop te leven.
Na zijn pensionering was Pier de stuwende (redactie)leider die met kennis van zaken, toewijding en nauwgezetheid, gecombineerd met een aanzienlijke dosis geduld en hardnekkigheid, een nieuw verklarend woordenboek van de terminologie op het gebied van bibliotheekwezen en documentaire informatie met vertalingen in vier talen samenstelde.
BDI-terminologie verscheen in 1990 en
daarmee leverde Van Swigchem opnieuw een bijdrage aan de verdere uitbouw en ontwikkeling van het vak.
Opgewekt en monter heeft hij jarenlang de burelen van het NBLC bezocht om samen met mederedacteur Evert Slot de op zich genomen taak enthousiast tot een goed einde te brengen.
Pier bleef met velen uit het vak contact houden. Zo was hij een prominent aanwezige bij de seniorenclub Grijs & Wijs. Pas vier jaar geleden nam hij noodgedwongen afscheid van deze club. Het reizen werd hem te veel, ondanks de trouwe begeleiding van zijn echtgenote.
Voor jongere generaties is het nauwelijks te beseffen wat hij met anderen, op het breukvlak van de nieuwe tijd, in het bibliotheekvak heeft gebracht.
Tekst: Wim M. Renes (oud-directeur Bibliotheek Den Haag), met medewerking van Leo Popma
Foto: Pier van Swigchem in zijn tijd als directeur van de Openbare Leeszaal en Bibliotheek Den Haag. (Foto gemaakt in 1978 in opdracht van de Haagsche Courant, afkomstig uit de beeldbank van het Haags Gemeentearchief)