HomeNieuwsNieuws uitgelichtBericht
voetnoot
Zijlstra wil onderzoek naar leenrecht e-books en provinciale niveau handhaven voor fysieke bibliotheek
Bart Janssen
11-04-2012
Staatssecretaris Zijlstra van OCW wil onderzoeken of uitlening van e-books op grond van nationale en internationale auteursrechtelijke regelgeving mogelijk is. Verder houdt hij vast aan de huidige structuur van drie verantwoordelijke bestuurslagen, waarbij de taken van de provincie beperkt zijn tot ondersteuning van de fysieke bibliotheek. Ook ziet de staatssecretaris geen aanleiding in verband met de gemeentelijke bezuinigingen wettelijke bekostigingsniveaus voor te schrijven of toezicht in te richten.
Dit blijkt uit de reactie van Zijlstra op de Kamervragen die door verschillende fracties op 23 januari jl aan de staatssecretaris waren voorgelegd (zie ook dit bericht) naar aanleiding van diens Hoofdlijnenbrief actualisering bibliotheekwetgeving van 7 december 2011. (Zie o.a. ook dit bericht.)

De Kamer vroeg de staatssecretaris onder andere naar de invulling van het begrip ‘maatschappelijke functie’ met betrekking tot de openbare bibliotheek, onder andere ook in relatie tot de gemeentelijke bezuinigingen en de verhouding fysieke versus digitale bibliotheek.
Zijlstra spreekt in dit verband van een afnemende maatschappelijke impact van de bibliotheek, daarbij refererend aan dalende uitleen- en gebruikscijfers, in combinatie met de huidige beperkte aanwezigheid van de openbare bibliotheek op internet. Maar, zo stelt de staatssecretaris: ‘Met vier miljoen leden en 100 miljoen uitleningen per jaar is de openbare bibliotheek niettemin nog steeds een voorziening van grote maatschappelijke waarde.’

Gemeentelijke bezuinigingen
 Met betrekking tot de gemeentelijke bezuinigingen stelt Zijlstra dat het totale subsidiebudget over de periode 2010-2014 naar verwachting met ruim 10% zal dalen, als gevolg waarvan het aantal bibliotheekvestigingen met circa 30% zal dalen. De effecten zullen vooral te merken zijn in de provincies Gelderland, Overijssel, Flevoland en Zeeland. Bibliotheken zoeken echter naar nieuwe vormen van samenwerking, zoals servicepunten in scholen of wijkcentra en samenwerking met andere instellingen in multifunctionele accommodaties.
‘Op grond hiervan trek ik de conclusie dat het bibliotheeklandschap in de periode 2010-2014 weliswaar verandert, maar dat de lokale bezuinigingen de vervulling van de maatschappelijke functies niet in gevaar brengt. Ik zie daarom geen aanleiding wettelijke bekostigingsniveaus voor te schrijven of toezicht in te richten,’ aldus Zijlstra.
Gemeenten zijn volgens Zijlstra het best in staat te bepalen welk voorzieningenniveau van welke vorm nodig is, gegeven de lokale situatie. Uit de wijze waarop de bezuinigingen worden uitgevoerd, blijkt dat gemeenten rekening houden met de lokale omstandigheden. Het gegeven van lokale bezuinigingen op het bibliotheekwerk is daarmee geen aanleiding de bestuurlijke verhoudingen te herzien, zo vindt de staatssecretaris.

Provinciale bestuurslaag handhaven voor fysieke bibliotheek
 In reactie op het voorstel van VVD, PVV en CDA om het aantal voor het bibliotheekwerk verantwoordelijke bestuurslagen te beperken tot de gemeenten en het Rijk, zegt Zijlstra ervoor te kiezen de huidige structuur van drie bestuurslagen te handhaven, maar de taken van de provincie te beperken tot de ondersteuning van de fysieke bibliotheek.
Volgens Zijlstra is er na de aansluiting van de lokale bibliotheken op de digitale bibliotheek geen provinciale taak meer in het digitale domein. Een aantal ondersteunende taken in het fysieke domein (zoals het interbibliothecair leenverkeer) kent een bovenlokaal schaalniveau. Hier houden de provincies volgens Zijlstra wel een taak. Hij merkt daarbij op: ‘Er is veel variatie in de dienstverlening van provinciale serviceorganisaties (PSO’s) aan de openbare bibliotheken. Een basispakket voor ondersteuning van het lokale bibliotheekwerk door PSO’s moet voor meer eenheid zorgen.’

Regelen eigendomsrechten van met publieke middelen ontwikkelde digitale producten
 De staatssecretaris gaat in zijn reactie ook in op het onderscheid publiek/privaat vs overheid/markt met betrekking tot het aanbieden van digitale informatie. Het digitale aanbod van een publieke aanbieder als de openbare bibliotheek wijkt wezenlijk af van het commerciële aanbod op aspecten als onafhankelijkheid, diversiteit en contextualisering, zo constateert Zijlstra. Zolang daarbij geen sprake is van onevenredige marktverstoring acht hij de multimediale rol van de bibliotheek wenselijk en legitiem. Ervaringen bij innovatieprojecten waarbij met publieke middelen ICT-systemen en digitale diensten zijn ontwikkeld, hebben volgens Zijlstra echter wel geleerd dat het essentieel is de eigendomsverhoudingen adequaat te regelen. Zijlstra: ‘Daarmee komen de resultaten vrij beschikbaar voor partijen in het publieke domein. Dat bespaart kosten en stimuleert innovatie. Bij de vormgeving van de komende bibliotheekwetgeving let ik er daarom scherp op dat producten die met publieke middelen zijn ontwikkeld, voor publieke partijen beschikbaar zijn. Hiervoor zijn adequate regelingen ten aanzien van intellectueel eigendom noodzakelijk. Dat zal (…) onder meer plaatsvinden door in bekostigingsvoorwaarden vast te leggen dat de eigendomsrechten van met publieke middelen ontwikkelde producten bij de Staat
berusten en/of via open access voor iedereen beschikbaar komen.’

Onderzoek naar leenrecht voor e-books
 Zijlstra gaat ook in op het leenrecht in relatie tot e-books. Voor zover bibliotheken e-books aanbieden, vindt dit plaats op basis van licenties en overeenkomsten die worden afgesloten tussen de bibliotheken en de uitgevers en niet op basis van de wettelijke mogelijkheid tot het uitlenen van werken door publieke instellingen, zo stelt hij vast. Indien bij e-books gebruik gemaakt zou kunnen worden van de wettelijke uitzondering voor uitlening door publieke instellingen, zijn geen afspraken met individuele rechthebbenden nodig over titels en voorwaarden, maar hoeven er alleen afspraken gemaakt te worden over een billijke vergoeding. De openbare bibliotheek vervult de taak van publieke toegang tot informatie, educatie en cultuur, ongeacht de verschijningsvorm (fysiek of digitaal).
Zijlstra: ‘Tegen deze achtergronden vind ik het nuttig de wettelijke mogelijkheden in het digitale domein nader te verkennen. De verkenning is er op gericht te onderzoeken of uitlening van e-books op grond van nationale en internationale auteursrechtelijke regelgeving mogelijk is.’ De onderzoeksopzet moet volgens Zijlstra nog worden vastgesteld, maar zal ervaringen in het buitenland (o.a. Noorwegen en Denemarken) meenemen. Het onderzoek moet voor de indiening van het wetsvoorstel beschikbaar zijn.

Uitname gemeentefonds voor e-content
Met betrekking tot het aanbieden van e-content zegt Zijlstra zich te hebben gebaseerd op het TNO-onderzoek uit 2011, daarbij uitgaand van het ‘midden scenario’ waarmee in 2016 een budget van 15 miljoen euro gemoeid zou zijn.
Zijlstra: ‘In alle gevallen gaat het om bedragen die tussen 2012 en 2016
oplopen. In percentages is dit in 2016 1,5%, 3% en 5,5% van de totale
gemeentelijke uitgaven voor het openbare bibliotheekwerk. In mijn overleg met de VNG ben ik uitgegaan van het middenscenario. De definitieve hoogte en het groeipad worden in 2013 bepaald. Dit budget wordt uit het gemeentefonds genomen en beschikbaar gesteld aan de bibliotheekbranche voor de centrale inkoop van digitale content. Mogelijke effecten van deze uitname op het subsidieniveau van lokale bibliotheken kunnen blijken uit de jaarlijkse CBS-statistieken over uitgaven van gemeenten en over de openbare bibliotheken. Het budget dat uit het gemeentefonds wordt genomen om centrale inkoop van e-content mogelijk te maken, wordt voor dat doel beschikbaar gesteld aan de bibliotheekbranche. Het betreft dus een herallocatie van bestaande middelen. Dit betekent (…) dat financiële consequenties van de voorstellen in de hoofdlijnenbrief binnen de bestaande budgetten worden opgevangen.’

Ten slotte merkt Zijlstra nog op dat de nieuwe wetgeving niet in werking zal treden in 2013, bij het aflopen van de termijn van het Bibliotheekcharter, maar dat hij nu uitgaat van 1 januari 2014. Reden daarvoor is dat 'enkele centrale onderdelen verder moeten worden uitgewerkt, voordat deze in wetsteksten kunnen worden omgezet, (...) o.a. de vormgeving van één landelijke digitale bibliotheek en de daar bijbehorende vormen van lidmaatschap en contributie. Ook is een toets op overeenstemming met EU-regelgeving nodig,' aldus Zijlstra.

 De volledige tekst van Zijlstra’s Kamerbrief beantwoording schriftelijke inbreng actualisering bibliotheekwetgeving is hier te vinden.


Print deze pagina

Reacties op dit artikel (0)

Er zijn nog geen reacties.

Schrijf een reactie

Naam
E-mailadres (?)
Reactie
 

Gerelateerde informatie

Peiling

De potentiële kracht van het landelijke merk Bibliotheek wordt niet voldoende benut
Eens
Oneens
In een interview in Bibliotheekblad nr 7 2019 stelt Cyril Crutz, directeur-bestuurder van BiblioPlus, dat de potentiële power...
Lees meer en geef uw mening