De grote bibliotheken die zich verenigd hebben onder de noemer ‘Plusbibliotheken’ gaan zich voortaan specialiseren om hun werk efficiënter te kunnen doen. Frans van Spaandonk, programmamanager Zeeuwse Bibliotheken en beleidscoördinator Plusbibliotheken, spreekt van het concept van de drie musketiers: één voor allen, allen voor één. De Plusbibliotheken zorgen ervoor dat alle openbare bibliotheken titels die in hun eigen collectie ontbreken, kunnen aanvragen.
Van Spaandonk: ‘Gezamenlijk beschikken de
Plusbibliotheken over een collectie van 2,5 miljoen titels die allemaal via
de catalogus vindbaar, raadpleegbaar en opvraagbaar zijn. De Plusbibliotheken onderhouden gezamenlijk het hbo+ deel van de Nederlandse openbare bibliotheekcollectie, schaffen aan, metadateren, presenteren content in context en bewaren. De beschikbaarheid van al deze titels wordt gegarandeerd door de diensten op het gebied van IBL en de daarbij behorende logistiek, eveneens voor een belangrijk deel verzorgd en geleverd door de Plusbibliotheken.
Van Spaandonk legt uit dat de bronverzameling van alle titels het gemeenschappelijke geautomatiseerde catalogussysteem is, het GGC. ‘De verzamelde data in het GGC zijn het resultaat van
shared cataloging gedurende een aantal decennia samen met de Koninklijke Bibliotheek, alle universiteitsbibliotheken en vele andere speciale bibliotheken. In totaal zijn ongeveer 14 miljoen titels in het GGC opgenomen. Door de inspanningen van de Plusbibliotheken zijn die beschikbaar voor alle klanten van alle openbare bibliotheken in Nederland. Veel systemen, waaronder straks ook de Nationale Bibliotheek Catalogus, maken gebruik van titelgegevens ontleend aan het GGC.'
Specialisatie
Hoe kan de dienstverlening verbeterd worden door een efficiëntere inzet van de middelen? Van Spaandonk: ‘Met die vraag in het achterhoofd is in de achterliggende periode een aantal analyses uitgevoerd, gebruikmakend van de gegevens uit het GGC. Op een aantal wetenschapsgebieden is een analyse gemaakt van de opbouw van de collecties over de afgelopen jaren. Die leverde het inzicht op dat er sprake is van een grote mate van blijkbaar onnodige doublures in het titelbezit van de Plusbibliotheken en dat het dus loont om op collectiegebied te gaan specialiseren. De beoogde specialisatie zou dan wel breder moeten zijn dan de waardevolle en meestal specialistische zwaartepuntcollecties die de Plusbibliotheken nu al hebben.’
Een aantal Plusbibliotheken heeft inmiddels een wetenschapsgebied geadopteerd en een aantal overweegt dit te gaan doen. Van Spaandonk: ‘Deze aanpak heeft als groot voordeel dat andere bibliotheken in hun collectionering hiermee rekening kunnen houden. Als een bepaalde bibliotheek de hbo+ zorg op zich neemt voor een bepaald wetenschapsgebied en deze zorg is nauwkeurig gekwalificeerd, dan kunnen de andere bibliotheken hun middelen efficiënter inzetten. Het is als met de musketiers, alleen het aantal is groter: één voor allen en allen voor één. Dat vergt wel het maken van strenge afspraken, inclusief de afspraak elkaar hierop aan te spreken.’
Effecten
De effecten van de uitvoering van dit plan worden nauwgezet gevolgd. Van Spaandonk: ‘Gekoppeld aan de gegevens uit het GGC wordt periodiek de ontwikkeling van de collecties ten opzichte van elkaar geanalyseerd en worden de prestaties in het IBL-verkeer gevolgd. Van belang is dat de afspraken over wat gemonitord wordt en hoe de bibliotheken precies de werkzaamheden met elkaar afspreken, ook bestuurlijk worden verankerd in het algemeen bestuur van de Stichting Plusbibliotheken.’
Tekst: Eddy Kielema