Het volume van het zogenaamde ‘onderlinge bibliothecaire leenverkeer’ (OBL) binnen provincies bedraagt geen 2 miljoen, maar 6,1 miljoen. De stichting Samenwerkende PSO’s Nederland (SPN) en de stichting Bibliotheek.nl (BNL) zijn het daarover eens geworden. De SPN heeft de nieuwe cijfers aan de landelijke partijen bekend gemaakt.
Het getal 2 miljoen was vermeld in een door Johan Stapel van BNL en Leo Hörnig van Hörnig Consultancy uitgevoerd
onderzoek naar het interbibliothecaire leenverkeer. Bibliotheekblad.nl
berichtte daar op 28 mei over. De essentie van dat bericht, de zeer sterke daling van het landelijke ‘interbibliothecaire leenverkeer’ (IBL) blijft overeind. Daardoor blijft het volgens Johan Stapel noodzakelijk kritisch te kijken naar de kosten van de landelijke systemen die met het IBL gepaard aan (VDX en NCC/IBL, beide van OCLC).
Dat het OBL-cijfer in eerste instantie te laag was, is ontstaan door het feit dat een aantal PSO’s geen exacte cijfers bijhoudt en aanvankelijk ruwe schattingen aan de onderzoekers verstrekte. Bovendien zijn de begrippen IBL en OBL vatbaar voor verschillende interpretaties. In grote lijnen betreft OBL alles wat zich aan leenverkeer binnen een provincie afspeelt, veelal met behulp van de provinciale bibliotheeksystemen, de ‘
integrated library systems’ (ILS’en). Maar soms werd het leenverkeer binnen het werkgebied van een basisbibliotheek niet meegeteld en soms wel. De PSO’s gaan er van uit dat alles wat er in en uit hun kratten gaat meetelt, want zij verzorgen in de meeste gevallen ook het vervoer tussen de vestigingen van één basisbibliotheek (vaak meerdere gemeenten omvattend). Dit betekent dat 6,1 miljoen aanvragen 12,2 miljoen handelingen betreffen (want de aangevraagde materialen gaan heen en terug).
Het landelijke IBL betreft het bovenprovinciale leenverkeer dat zich via de landelijke systemen afspeelt. Er is een kleine uitzondering: ongeveer 53.500 leveringen van de 6,1 miljoen van het OBL verlopen via het landelijke VDX.
Andere verhoudingen
De verwachting in het BNL-onderzoek was dat 1% van de uitleningen (totaal 92,3 miljoen in 2012, volgens het CBS) via de landelijke systemen (inclusief CDR/Muziekweb) zou verlopen, 9% via de regionale en provinciale ILS’en en dat 90% lokaal is.
Het onderzoek kwam in eerste instantie op: landelijk 0,25%, provinciaal 2,25% en lokaal 97,5%.
De nieuwe cijfers, na de correctie van de SPN, zijn: landelijk 0,24%, provinciaal/regionaal 6,6% en lokaal 93,16%.
Collectiebeleid moet samenhangend
Binnen de SPN heeft Ronald Spanier, directeur van het Servicecentrum Flevolandse Bibliotheken (SFB), de portefeuilles leenverkeer en collecties. Spanier meldt: ‘De 6,1 miljoen uitleningen betreffen de uitleningen tussen zowel basisbibliotheken, als tussen vestigingen binnen basisbibliotheken (ook wel onderling bibliothecair leenverkeer genoemd), oftewel alles wat een PSO daadwerkelijk aangeboden krijgt van bibliotheken om te distribueren.
De distributie van bibliotheekmaterialen is een praktisch uitvloeisel van collectiebeleid van bibliotheken. De mate van samenhang van het collectiebeleid van bibliotheken (binnen provincies en tussen provincies) verschilt. Van een duidelijke landelijke sturing is nu nog geen sprake. De discussie over het gebruik (en de kosten) van landelijke systemen (zoals VDX / landelijk lenen), de komst van een nationale bibliotheekpas en de ontwikkeling van nationaal collectiebeleid maken het noodzakelijk dat nog meer dan vroeger in het netwerk afspraken worden gemaakt over de inrichting en uitvoering van het bibliotheekwerk. De PSO’s trekken daarbij gezamenlijk op via hun landelijk samenwerkingsverband SPN.’
Flinke klus
Spanier zegt ook: ‘Het blijkt in veel gevallen nog een flinke klus om enigszins betrouwbare cijfers te kunnen presenteren. Dat heeft vaak te maken met de complexiteit van systemen en met de veelheid aan verschillende systemen. Voor wat het waard is, zou in de toekomst de omvang van het aandeel van het IBL/OBL dat door PSO’s wordt verwerkt, periodiek in beeld gebracht kunnen worden.’
Nieuw onderzoek
In een aan de landelijke partijen uitgegeven verklaring, toen bleek dat de eerste OBL-cijfers uit het onderzoek niet klopten, maar de nieuwe nog niet helemaal volledig waren, meldden de PSO’s al in mei: ‘De transitiesnelheid van fysiek naar digitaal lezen is nog lastig te voorspellen. De PSO’s zullen in 2015 leiding nemen in het opstellen van een onderzoek naar de toekomst van het IBL. Het onderzoek zal worden uitgevoerd in nauwe samenhang met het nationaal collectieplan dat door Koninklijke Bibliotheek en de branchevereniging wordt opgesteld. Leidend bij dit onderzoek zal zijn: waar kan het beter (in termen van service naar de eindgebruiker), eigentijdser (gebruik makend van moderne technieken) en efficiënter (gelet op diverse toekomstscenario's).’
Tekst: Wim Keizer