HomeNieuwsNieuws uitgelichtBericht
voetnoot
Vragen Eerste Kamer Stelselwet: kan markt niet voorzien in e-books?
Wim Keizer
17-09-2014
‘Kan de regering voor de leden van de PvdA-fractie aangeven in hoeverre er volgens haar sprake is van verstoring van de markt daar waar het het verstrekken van e-books betreft door de bibliotheek?’ Vraagje uit de Eerste Kamer.
De leden van de Eerste-Kamercommissie voor OCW hebben vragen gesteld en opmerkingen gemaakt over het voorstel Stelselwet dat 10 juni door de Tweede Kamer was aangenomen (met een aantal amendementen). Daar hadden ze tot 9 september de tijd voor. De vragen en opmerkingen zijn 16 september door de griffier van de commissie gebundeld in het zogeheten ‘voorlopig verslag’ (pdf).

Voor weinig geld onbeperkt lezen
Net als de PvdA wijst ook de VVD er op dat de markt er steeds beter in voorziet om goedkoop digitale diensten, waaronder e-books, aan te bieden. ‘Er worden inmiddels stappen gezet richting de start van Bookify (analogie van Spotify en Netflix). Consumenten hebben daarbij tegen betaling van een vast (maand)tarief structureel de beschikking over een groot, actueel, internationaal digitaal bestand van boeken en tijdschriften,' zeggen de VVD-fractieleden, die daar aan toevoegen: ‘Internetwinkel Amazon komt met een streamingdienst voor boeken, genaamd Kindle Unlimited, waarbij men voor 9,99 euro per maand onbeperkt kan lezen in een bestand van 600.000 boeken plus een paar duizend audioboeken. Vergelijkbare diensten worden al aangeboden door Scribd (400.000 boeken, 8,99 dollar per maand) en Oyster (500.000 boeken, 9,95 dollar per maand). Uitgeverijen WPG en LannooMeulenhoff willen nog in 2014 een streamingdienst voor boeken in Nederland introduceren. Is de regering, alles overziend, van mening dat deze private diensten tegemoetkomen aan de waarde die de Nederlandse overheid om cultuurpolitieke redenen altijd heeft gehecht aan een groot en veelzijdig aanbod van boeken en aan toegankelijkheid van dat aanbod voor iedereen? Van oudsher werd in die cultuurpolitieke doelstelling rechtvaardiging gevonden voor bepaalde overheidsingrepen in de boekenmarkt. Te denken valt hierbij aan de handhaving van het auteursrecht en de instandhouding van openbare bibliotheken, literaire fondsen en de vaste boekenprijs.’
De VVD-fractieleden vragen zich dan ook af of ‘genoemde instrumenten, en in deze context met name de fysieke bibliotheek, nog steeds de meest effectieve en doelmatige manier is om aan genoemde cultuurpolitieke doelstellingen te voldoen, nu de beschikbaarheid van het digitale boek een feit is.’

Geen minimumniveau
Sprekend over de netwerkverantwoordelijkheid van de drie overheidslagen merken de leden van GroenLinks op dat alleen de rol van de Koninklijke Bibliotheek in de wet afdoende beschreven wordt, maar van de overige voorzieningen niet. ‘Er is geen minimumniveau van voorzieningen gedefinieerd voor gemeenten, geen uitwerking van de taken van bibliotheekvoorzieningen en slechts een summiere omschrijving van de verantwoordelijkheid (niet: taak) van de provinciale ondersteuning. Welke wettelijke waarborgen zijn er voor het goed functioneren van het stelsel? Welk voorzieningenniveau is er voorzien? Aan welke criteria wordt afgemeten of het stelsel goed functioneert? Welke doorzettingsmacht heeft de Minister om in te grijpen bij incidenteel of structureel falen van het stelsel of bij in gebreke blijven van de partners (bijvoorbeeld bij het opheffen, verplaatsen of minimaliseren van voorzieningen)?’, aldus vragen van GroenLinks.

Twijfels provinciale laag
GroenLinks gaat ook specifiek in op de provinciale laag. Opgemerkt wordt: ‘De regering heeft ervoor gekozen de provinciale bestuurs- en uitvoeringslaag in stand te houden ondanks de bezwaren die daartegen bestaan en in de stukken terug te vinden zijn. Deze leden vinden de argumentatie van de regering echter niet steekhoudend. De al in gang gezette vermindering van het aantal provinciale organisaties is geen belemmering voor het laten vervallen van het provinciale niveau maar juist een stimulans daarvoor omdat de nieuwe organisaties immers bovenprovinciaal werken. Het is dan slechts een vervolgstap om de aansturing hiervan bij het landelijk deel van het stelsel onder te brengen. Het argument dat de overheveling van fondsen van provincie naar rijk niet zou kunnen (omdat het anders dan bij de gemeente geen geoormerkt budget zou zijn) roept de vraag op of een stelselwijziging in overleg tussen de bestuurslagen niet tot een aanpassing van het Provinciefonds kan leiden. Kan de regering verduidelijken waarom dit een principieel onbegaanbare weg zou zijn? Bedoelt de regering te zeggen dat er nooit taken van het ene bestuursniveau naar het andere kunnen worden overgeheveld wanneer het om taken gaat waaraan geen geoormerkte gelden zijn verbonden maar die worden gefinancierd uit de algemene middelen, in casu het Provinciefonds? Kan zij verder schetsen hoe zij de toekomst ziet op dit punt? Streeft zij naar een verdere optimalisering van het stelsel waarbij op termijn de provinciale laag verdwijnt? Welke stappen is zij voornemens op deze weg te zetten?’, zo vragen de GroenLinks-leden.

Geen norm uitkomst overleg
Met name de VVD, maar ook andere fracties, wijzen er op dat het feit dat gemeenten eerst overleg moeten voeren alvorens zij eventueel een vestiging willen sluiten geen waarborgen biedt dat het dan niet zal gebeuren. De VVD zegt: ‘Artikel 6 houdt onder meer de verplichting in voor overheden om overleg met elkaar te voeren op het moment dat één van de netwerkverantwoordelijken geen bibliotheek meer wil financieren. De intentie is om te waarborgen dat de bibliotheken niet alleen beschikbaar zijn voor inwoners van gemeenten die investeren in een bibliotheek. In welke mate wordt die waarborg met dit wetsvoorstel gerealiseerd, zo vragen de leden van de VVD-fractie de regering. De VOB wijst erop dat dit onderdeel van de wet geen norm stelt ten aanzien van de uitkomsten van dat overleg, geen kader biedt voor betrokkenheid van bibliotheken en geen transparantie geeft aan burgers en bibliotheken over de besluitvorming. Kan de regering aangeven hoe zij hier tegenaan kijkt? Wat acht zij voor de komende jaren een minimale ondergrens aan fysieke bibliotheekvoorzieningen, hoe schat zij het risico in dat deze grens in bepaalde gebieden niet gehaald wordt en hoe beziet zij dat risico vanuit haar verantwoordelijkheid? In hoeverre kan in dit kader de beschikbaarheid aan digitale voorzieningen een eventueel afnemende beschikbaarheid aan fysieke voorzieningen compenseren? Is er evidence dat bijvoorbeeld kinderen en laaggeletterden die willen bijscholen wel of niet voldoende hebben aan digitale bibliotheekvoorzieningen? Kan in achterstandswijken opwaartse sociale migratie worden bedreigd door sluiting van de fysieke bibliotheek? En, zo vragen de leden van de VVD-fractie mede naar aanleiding van een opmerking hierover in genoemde brief van de VOB, hoe kijkt de regering in dit kader aan tegen het lidmaatschap van de fysieke bibliotheek versus dat van digitale voorzieningen?’, aldus het verslag over vragen van de leden van de VVD-fractie.

Alleen geografische afstand?
In dit verband wil GroenLinks weten of de bij de behandeling in de Tweede Kamer ingevoerde bepaling dat bij het uitoefenen van de netwerkverantwoordelijkheid rekenschap wordt gegeven van de gemiddelde afstand tussen de lokale bibliotheekvoorziening en de inwoners van de financierende gemeente of gemeenten alleen betrekking heeft op geografische afstand. ‘Of is zij van mening dat ook maatschappelijke, culturele en economische afstand en toegankelijkheid door de stelselpartners moeten worden verdisconteerd in hun bibliotheekbeleid? Hoe geeft de regering daarin vorm aan haar verantwoordelijkheid voor de toegankelijkheid?’, zo vraagt GroenLinks.

Volledige tekst
Het hele voorlopige, tien pagina’s tellende verslag is te vinden op de website van de Eerste Kamer, onder Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen. Daar staan ook de overige stukken, zoals de tekst van het wetsvoorstel zelf (pdf), met de amendementen uit de Tweede Kamer erin verwerkt.

Minister Jet Bussemaker van OCW moet nu eerst reageren op de vragen en opmerkingen uit de Eerste Kamer (via een ‘memorie van antwoord’) alvorens de behandeling verder kan. De fractieleden verzochten de regering binnen vier weken te reageren.

Tekst: Wim Keizer


Print deze pagina

Reacties op dit artikel (0)

Er zijn nog geen reacties.

Schrijf een reactie

Naam
E-mailadres (?)
Reactie
 

Gerelateerde informatie

Peiling

De potentiële kracht van het landelijke merk Bibliotheek wordt niet voldoende benut
Eens
Oneens
In een interview in Bibliotheekblad nr 7 2019 stelt Cyril Crutz, directeur-bestuurder van BiblioPlus, dat de potentiële power...
Lees meer en geef uw mening