Minister Bussemaker toont zich tevreden over bibliotheekvoorziening leesgehandicapten
Bij de behandeling van het Wetsvoorstel openbare bibliotheekvoorzieningen (Wsob) is in de Tweede Kamer de motie van Dik-Faber c.s. aangenomen, die de regering verzoekt om ‘met de VNG, de VOB en de Oogvereniging in gesprek te gaan over de toegankelijkheid van informatie voor blinden en slechtzienden, eventuele knelpunten in kaart te brengen en de Kamer hierover najaar 2014 te informeren’. Dat heeft minister Bussemaker inmiddels gedaan. Op 15 december heeft ze de Tweede Kamer hierover een brief gestuurd. Daarin stelt ze dat er een voldoende stevige basis is geschapen voor continuïteit en toegankelijkheid van voorzieningen voor leesgehandicapten.
Allereerst schetst de minister de situatie onder de nieuwe bibliotheekwet. ‘Vanaf 1 januari 2015, bij de inwerkingtreding van de Wsob, ligt de verantwoordelijkheid voor de bibliotheekvoorziening voor personen met een leesbeperking niet meer bij het SIOB, maar bij de Koninklijke Bibliotheek (KB). Dat is geregeld in artikel 9, onder c. van de Wsob. De Wsob biedt dus een structurele, wettelijke basis voor het bibliotheekwerk voor deze specifieke groep.’ En: ‘Deze specifieke bibliotheekvoorziening richt zich op het algemene publiek met een leesbeperking en wordt bekostigd uit het OCW-bibliotheekbudget.’
Overleg
De minister laat weten te hebben gesproken met de Oogvereniging, de Vereniging van Openbare Bibliotheken (VOB) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), maar ook met Stichting Aangepast Lezen (SAL), de Vereniging voor leesgehandicapten (v/h NLBB), Dedicon, de Christelijke Bibliotheek voor Blinden en Slechtzienden (CBB) en uiteraard het Sectorinstituut Openbare Bibliotheken (SIOB). Daarover staat in de brief: ‘Hoofdconclusie van de diverse gesprekken is dat de bibliotheekvoorziening voor personen met een leesbeperking in Nederland goed ontwikkeld is vergeleken met andere landen. Op onderdelen is nog verbetering mogelijk. Aan deze punten wordt overigens al gewerkt.’
Haar gesprekspartners willen op de korte termijn vooral aandacht voor:
-
Toegankelijkheid en bereik, door verbetering van de digitale toegankelijkheid van de landelijke digitale bibliotheek en de websites van de KB, lokale bibliotheken en SAL en daarnaast door ontwikkeling van digitale producten en diensten. Verder moet de bekendheid met bestaande dienstverlening en voorzieningen worden verbeterd.
-
Goed opgebouwde en ontsloten collectie: meer titels en een betere zoek- en vindomgeving.
-
Omzetting in braille en gesproken vorm. Versnippering van het budget dreigt. Verbetering kan worden bereikt als uitgevers hun bronbestanden direct ter beschikking zouden stellen. Het omzettingsproces kan dan veel sneller en goedkoper. Ook zou de internationale uitwisseling van omgezette werken moeten worden vereenvoudigd en versneld.
-
Meer afstemming met de leesgehandicaptenvoorziening voor ‘Studie en Vak’.
Op langere termijn is de toenemende beeldcultuur een belangrijk aandachtspunt.
Beleid
De minister concludeert dat deze aandachtspunten goed aansluiten op haar beleid en de prioriteiten daarin.
SIOB-onderzoek uit 2013 naar de klantbeleving leert dat belangrijke onderdelen van de voorziening goed functioneren. Verbeteringen zouden nog bereikt kunnen worden door meer kennis bij opticiens en zorgverzekeraars over aangepast lezen en over Stichting Aangepast Lezen. Bij de digitale toegankelijkheid is winst te halen door verbetering van de sites van bibliotheekorganisaties en van hun digitale producten en diensten.
Via innovatie en via stimulering van het gebruik van de bestaande dienstverlening zegt de minister de afgelopen jaren aan het vergroten van de toegankelijkheid en het bereik (‘inclusie’) te hebben gewerkt.
Innovaties zijn dat bij de bouw van de digitale bibliotheek al zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met mensen met een leesbeperking en dat begin 2015 het project Audiolezen van start gaat. Openbare bibliotheken kunnen voor de aansluiting bij dat project een stimuleringsbijdrage ontvangen. Ook wordt gewerkt aan de verdere ontwikkeling van een daisy-lezer app voor Apple en voor Android, aan de ontwikkeling van een ‘eigen’ synthetische stem (waarvan Dedicon (SIOB) de rechten heeft) en aan hybride boeken, die met name dyslectici veel voordelen bieden.
De stimulering van bestaande diensten en voorzieningen vindt plaats via onderzoek, innovatie, pilotprojecten en publicitaire acties in het kader van het Actieplan Groter Bereik. In 2015 komt daar een landelijke marketingcampagne bij.
De minister wijst er ook op dat SIOB via het programma de Bibliotheek
op school aan vergroting van het bereik werkt. Ze noemt met name de pilots in Den Bosch voor het primair onderwijs, die ‘lieten zien dat toevoegen van Aangepast Lezen aan de Bibliotheek
op school een belangrijke verrijking kan betekenen en het leesplezier aanmerkelijk kan vergroten. Dit geldt met name voor leerlingen die problemen hebben met het lezen, bijvoorbeeld vanwege dyslexie.’
Ze stelt dat ook in het kader van de kwaliteitszorg en certificering is getracht de toegankelijkheid van bestaande voorzieningen te borgen en verbeteren: ‘De afgelopen jaren zijn het beleid voor personen met een leesbeperking en het regulier bibliotheekbeleid steeds meer aan elkaar gaan raken, vooral bij leesbevordering en bestrijding van laaggeletterdheid. Ik zal de samenhang tussen de verschillende beleidsterreinen verder versterken. Daardoor ontstaat een meerwaarde voor alle groepen waarvoor het openbaar bibliotheekwerk zich inzet. De
Leescoalitie is een samenwerkingsverband tussen VOB, SIOB, Stichting Lezen, Stichting Lezen en Schrijven en de CPNB. Binnen die samenwerking heeft het aangepast lezen inmiddels ook een duidelijke positie gekregen.’
Ook schrijft ze aandacht te hebben voor inbreng vanuit gebruikersorganisaties: ‘Voorts zal ik waar mogelijk een verdere verschuiving van een aanbod- naar een vraaggestuurd beleid faciliteren. Met het oog op dat laatste zal ik de KB, mede op verzoek van de Oogvereniging, vragen om in samenspraak met de betrokken organisaties uit het Aangepast Lezen-veld een meerjarig actieplan op te stellen.’
Collectie
Verbeteringen op het terrein van de collectieopbouw en -ontsluiting wil de minister langs twee wegen bevorderen:
1. Door de collectievorming voor personen met een leesbeperking nadrukkelijk te betrekken bij het algehele collectiebeleid, c.q. het Landelijk collectieplan.
2. Door een aanspreekpunt bij de KB te creëren voor het collectiebeleid op het terrein van Aangepast Lezen.
Ze wijst erop dat artikel 10 van de Wsob de KB de opdracht geeft een vierjarig collectieplan op te stellen waarin samenhang tussen fysieke en digitale collectie wordt bereikt. De minister: ‘Omdat de voorziening voor aangepast lezen aansluit op het openbaar bibliotheekwerk zal ik de KB vragen in het collectieplan ook de voorziening Aangepast Lezen te betrekken.’
Omzetting in braille en gesproken vorm
Voor de minister vormen op korte termijn ‘de beschikbaarheid van bronbestanden van uitgevers en de internationale uitwisseling van omgezette werken de voornaamste aandachtspunten’.
Over de bronbestanden schrijft ze: ‘In de “Overeenkomst Gesproken Lectuur” die SIOB met het NUV heeft afgesloten, is afgesproken dat NUV er bij zijn leden op aandringt om bronbestanden beschikbaar te stellen. Slechts een beperkt aantal uitgevers geeft hieraan tot op heden gevolg.’ De KB moet deze ontwikkelingen nauwgezet gaan volgen.
Ook wijst ze erop dat het aanbod van brailletitels in de afgelopen jaren is verdubbeld door een extra budgettaire inzet van het SIOB. En dat technologische ontwikkelingen voor braille zijn meegenomen in R&D- projecten.
Internationale uitwisseling
Op internationaal niveau wil de minister haar tweesporenbeleid voortzetten: ‘Enerzijds via officiële verdragen, omdat dit op langere termijn de noodzakelijke juridische basis verschaft voor verdere verbeteringen. Anderzijds door zo snel mogelijk “laaghangend fruit” te plukken.’
Ook zegt ze de uitwisseling met Vlaanderen te bevorderen en noemt ze met name het Vlaamse Luisterpunt.
Ook gaat ze in op de minder goede samenwerking op het vlak van de omzetting: ‘Ik ben verheugd dat Dedicon en CBB inmiddels een traject van kwaliteitsverbetering hebben ingezet en hun productieproces meer en meer afstemmen’.
Voldoende
De minister constateert tot besluit dat de prioriteiten van haar beleid goed aansluiten bij de aandachtspunten van de gesprekspartners en bij de relevante bepalingen uit het gehandicaptenverdrag en dat op veel terreinen verbeteringen zijn gerealiseerd. Bovendien heeft ze ‘de toegankelijkheid voor personen met een leesbeperking nog eens verankerd in artikel 1 (begripsbepaling) van de Wsob. In dit artikel wordt de lokale bibliotheek omschreven als “een voor een ieder toegankelijke bibliotheekvoorziening”.’ Haar conclusie: ‘Ik beschouw de resultaten uit het overleg met betrokken partijen als een aansporing om het ingezette beleid samen voort te zetten.’
Ze besluit als volgt: ‘Naar mijn overtuiging heb ik daarmee een voldoende stevige basis geschapen voor de continuïteit en toegankelijkheid van deze belangrijke maatschappelijke voorzieningen voor leesgehandicapten’.
De volledige brief van de minister is te vinden op de
website van de Rijksoverheid.
Tekst: Kees Vreeburg
Zie ook
Bibliotheekblad 1, 2015, dat een uitgebreid dossier over aangepast lezen bevat. Daarin komen de situatie in Nederland en Vlaanderen, het Audiolezenproject en de certificeringseisen aan de fysieke en digitale toegankelijkheid aan bod en zijn ook enkele kritische opmerkingen van de kant van gebruikers te horen.
Onlangs tekenden Stichting Aangepast Lezen, Dedicon en CBB overigens
een intentieovereenkomst om de voorziening 'Aangepast Lezen' te verbreden en de kwaliteit van de dienstverlening te verhogen ten behoeve van lezers met een leesbeperking.