Na omzetting van het project in dienstverlening is het achtereenvolgens benoemd als ‘
’ (2012). Sinds
’. De site meldt welke bibliotheken
deze Bibliotheekformule. Daar blijkt uit dat de nadruk sterk op Overijssel ligt. Biblionet Groningen, dat met een eigen concept ook gebruik maakt van een formule, staat niet in deze lijst.
7/2015 besteedde aandacht aan het verloop van het project en klachten die de Vereniging van Bibliotheekleveranciers (VvBL) in 2014 bij OCW had neergelegd over oneerlijke concurrentie die naar haar oordeel was ontstaan met inzet van subsidiegelden. De intellectuele-eigendomsrechten (IE-rechten) die volgens de toenmalige
aan de staat (OCW) hadden moeten toevallen zouden niet goed geregeld zijn.
komt VvBL-voorzitter Henk Grendel in een interview over de klachten aan het woord en geven hoofdrolspeler Tineke van Ham en het ministerie van OCW een reactie. Grendel kwam nog met eindcommentaar.
Aangezien de reacties van OCW en het slotcommentaar van Grendel op de reactie van Van Ham slechts verkort konden worden weergegeven, komen ze hier uitvoeriger aan bod. Hierin ook het slotcommentaar van Grendel op de reactie van OCW.
In het kader onderaan staan de hoofdlijnen van de in de nummers 7/2015 en 3/3016 gepubliceerde artikelen, bedoeld voor degenen die het papieren Bibliotheekblad niet lezen, met links in pdf naar de volledige artikelen.
Slotcommentaar Grendel op Van Ham
Als eindcommentaar op de reactie van Van Ham, zei Grendel: ‘Allereerst: de VvBL waardeert het zeer dat Tineke van Ham de discussie met ons aangaat. Wij richten ons wel tot haar, als 'eigenaar' van het Formulebureau, maar onze (re)actie is gericht op de inrichting van het proces, en niet op individuele spelers tijdens het retailproject. Zelf heb ik mijn reactie gegeven als voorzitter van de VvBL en die vertegenwoordigt met ca. 25 leden naar schatting 95% van het aanbod aan alle openbare bibliotheken in Nederland. Van RFID-apparatuur tot inrichtingsontwerpen/architecten, van inrichters tot en met boekenleveranciers, van personele dienstverleners tot huisstijlproducten, van ICT tot leveranciers van betaalsystemen. En namens velen kan ik stellen dat er sprake was van voorkeur en buitensluiting, met andere woorden van oneerlijke marktwerking. En dat is niet goed, niet correct, zo horen deze processen niet te gaan, te meer daar het ontwikkelingen betreft met publiek geld, door overheids(gerelateerde) organisaties en bestemd voor het publieke domein. De open hand die Tineke van Ham biedt om dit innovatietraject te evalueren, nemen wij van harte aan. Onze intentie was en is dat we, in een branche die innovatie keihard nodig heeft, met elkaar werken aan gemeenschappelijke doelen en belangen.’
Geen rechten ‘white box’
Hij vervolgt: ‘Het ministerie van OCW heeft aan ons laten weten dat zij alle rechten heeft verworven. Het lijkt erop dat de slim opgestelde brief van 11 juli 2011, waarin door de initiatiefnemers wordt vermeld dat “Het intellectuele eigendom van het inrichtingsconcept van Biblionet Groningen is verworven. Ook het inrichtingsconcept van DOBO Overijssel/ProBiblio kan in heel Nederland toegepast worden” betrokkenen iets anders wordt verteld dan je op het eerste oog leest, namelijk dat de initiatiefnemers dus melden dat de IE-rechten van de white box niét verworven waren. Als dat werkelijk zo is en deze zin zo gelezen moet worden, dan zijn veel partijen ”om de tuin geleid”. Het is naar onze overtuiging nooit de bedoeling geweest van de subsidieverstrekker, in casu het Ministerie van OCW, om subsidie te verstrekken zonder dat alle bibliotheken daarvan konden profiteren. Het is duidelijk dat het Ministerie van OCW gewenst en bedoeld heeft, en dit in haar correspondentie uitdrukkelijk heeft aangegeven, dat alle rechten “volledig, vrij en onbezwaard worden overgedragen aan de Staat der Nederlanden”, zie o.a.
bijlage 5 (pdf) van het WOB-verzoek (gespreksverslag d.d. 25-3-2011 van gesprek gevoerd op 15-3-2011). De suggestie dat alle rechten zijn overgedragen, wordt overigens op meerdere manieren gewekt, zie ook
bijlage 9 (pdf) van het WOB-verzoek, waarin wordt gesuggereerd dat alle contracten worden aangeleverd incl. het contract inzake “Contract Overijssel”. Het is naar onze overtuiging duidelijk dat door de manier waarop met het project en de rechten is omgegaan, om het even waar de rechten nu wel of niet liggen, de bedoelingen van de subsidieverstrekker niet zijn nageleefd en de bibliotheekbranche hiervan veel minder heeft geprofiteerd dan dat mogelijk zou zijn geweest als deze ontwikkeling toegankelijk zou zijn geweest voor alle bibliotheken én voor alle leveranciers. Dan was een veel breder draagvlak ontstaan onder een op zich goede ontwikkeling: het beter presenteren en toegankelijk maken van collecties en deze optimaler afstemmen op de doelgroepen,’ aldus Grendel.
Monopolitiepositie gecreëerd
Hij zegt verder nog: ‘Tot slot een reactie over de opmerking dat “het geld maar naar een selecte groep bibliotheken is gegaan”. Misschien is dat wel zo, maar dan wel omdat deze groep ook het project trok. Er is ongetwijfeld door een kleine groep mensen binnen een kleine groep bibliotheken veel werk verzet om iets tot stand te brengen. Wij geloven direct dat deze voorlopers hierin veel energie en tijd hebben gestoken. Maar door de manier waarop e.e.a. is georganiseerd, lees voor de partijen die “in de boot zaten”, is wel een monopoliepositie gecreëerd waardoor deze partijen heel veel producten en diensten hebben mogen leveren zonder dat andere leveranciers daar toegang toe hadden (en soms nog hebben). Dit kan overigens ook voor de projectgroep niet als verrassing komen, want in een brief van 7 september 2010 meldt zij zelf aan het Ministerie van OCW (zie WOB-verzoek
bijlage 3, pdf): “De beide ontwerpbureaus vragen aanzienlijke prijzen voor het doorontwikkelen van onderdelen van het inrichtingsconcept en voor de vertaling van het inrichtingsconcept voor een individuele bibliotheekvestiging. Een van de doelen van de inrichting van de franchiseorganisatie en de centralisatie in de branche zijn nu juist inkoopvoordelen”. We zijn ervan overtuigd dat hierdoor enkele leveranciers veel geld hebben verdiend, terwijl anderen werden buitengesloten zonder ook maar de kans te hebben (gehad) om mee te doen. En dat kan nooit de bedoeling zijn geweest en is dus onbedoelde en oneerlijke marktwerking. Overigens is dat ook door veel bibliotheken opgemerkt en voor sommigen reden geweest om niet met het project mee te doen. En dat ondersteunt onze stelling dat een op zich goed initiatief, dat voortvarend is opgepakt, veel minder heeft bereikt dan mogelijk zou zijn geweest.’
Vragen aan en antwoorden van OCW
Ik stelde OCW vier vragen. Als reactie daarop stuurde OCW een door de afdeling Communicatie goedgekeurde tekst ‘
Vragen Bibliotheekblad over het project “Collectie en Franchise ‘(pdf) waarin ook de vragen zijn opgenomen.
OCW zegt in een 'overkoepelende tekst' in reactie op de vragen o.a.: ‘Bij de beoordeling van de eindverantwoording heeft OCW gekeken naar de intellectuele eigendomsrechten (IE-rechten) die gevestigd zijn tijdens de uitvoering van het subsidieproject. Deze rechten hebben betrekking op de ontwikkeling van een landelijke bibliotheekformule door SVT Branding & Design Group B.V. met drie inrichtingsconcepten, gebaseerd op een voor Groningen/Haren ontwikkeld concept. DBN heeft deze IE-rechten conform de voorwaarden overdragen aan de Staat. Uit de contracten is OCW gebleken dat DBN – ter inspiratie voor de landelijke formule – toegang heeft gekocht tot de conceptuele kennis van het bibliotheekconcept van het Netwerk Overijsselse Bibliotheken en ProBiblio (de White box) en het bibliotheekconcept van Biblionet Groningen. Deze twee concepten waren ontwikkeld voorafgaand aan de uitvoering van het subsidieproject. De IE-rechten die hierop berusten, zijn dus niet gevestigd tijdens de uitvoering van het subsidieproject en hoefden daarom ook niet te worden overgedragen aan de Staat.’
Voorbeelden?
Op de herhaalde vraag of OCW op het gebied van de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (Wsob) voorbeelden kan noemen van belangrijke innovaties die binnen het publieke domein zijn ontwikkeld en die in het private domein zijn terechtgekomen en van onevenredige marktverstoring door gesubsidieerde activiteiten in een markt waar ook private aanbieders actief zijn, antwoordde Aad van Tongeren, beleidsambtenaar bij OCW: ‘Ik weet dat destijds (in 2009) een concrete ervaring aanleiding was om voorwaarden over eigendomsrechten te stellen. Ik kon het voorbeeld zelf echter niet terugvinden in de stukken over de Subsidieregeling Bibliotheekinnovatie. Ik vrees dat ik je hiermee dus niet verder kan helpen. Het punt van het voorkomen van marktverstoring speelt vooral preventief. Bij het aanbieden van digitale producten en diensten moet steeds getoetst worden hoe zich dit verhoudt tot wat in de markt aanwezig is: Is het publieke aanbod voldoende onderscheidend ten opzichte van het aanbod in de markt? Draagt het bij aan publieke doelen? Is het een maatschappelijke relevant aanbod dat zonder publieke middelen niet beschikbaar zou komen?’
Slotcommentaar Grendel op OCW
Henk Grendel gaf het volgend eindcommentaar op de OCW-reactie: ‘Helaas blijft de VvBL vragen houden over de betrokkenheid en verantwoordelijkheid van OCW voor het project en het projectresultaat (voor, tijdens en na). Ook vraagt de VvBL zich af of OCW de effecten (h)erkent dat de wijze waarop het project is uitgevoerd leidt tot verstoorde marktwerking, of in ieder geval niet tot een “level playing field”. Opmerkelijk is dat, ondanks de subsidievereiste dat geïnvesteerd geld moet leiden tot profijt van de bibliotheekmarkt waarbij de rechten bij OCW komen te liggen, OCW kennelijk accepteert dat er veel geld is betaald voor “inspiratie” van de white box zonder dat daarmee de rechten ook daadwerkelijk zijn verkregen.
OCW stelt dat
“Uit de contracten is OCW gebleken dat DBN – ter inspiratie voor de landelijke formule – toegang heeft gekocht tot de conceptuele kennis van het bibliotheekconcept van het Netwerk Overijsselse Bibliotheken en ProBiblio (de White box) en het bibliotheekconcept van Biblionet Groningen. Deze twee concepten waren ontwikkeld voorafgaand aan de uitvoering van het subsidieproject. De IE-rechten die hierop berusten, zijn dus niet gevestigd tijdens de uitvoering van het subsidieproject en hoefden daarom ook niet te worden overgedragen aan de Staat.”
Naar de mening van de VvBL bevestigen de documenten die wij in ons bezit hebben toch echt dat partijen de resultaten van het gehele project, dus inclusief IE-rechten, aan DBN hebben overgedragen. DBN draagt vervolgens alleen SVT over aan de Staat, en JosdeVries lijkt achter te blijven met alle verwarring van dien.’
Vervolgvragen
Hij meldde verder: ‘Het antwoord van OCW leidt tot vervolgvragen.
1. Als het waar is dat de rechten van de black box wel zijn verkregen, waaruit blijkt dat dan? SVT geeft namelijk in een schriftelijke reactie aan dat niet aan de voorwaarden voor overdracht is voldaan en dat op grond daarvan geen rechten zijn overgedragen.
2. Waarom worden nu veel projecten gestuurd naar de white box terwijl de overheid de rechten voor de black box heeft gekocht om de markt mee te helpen?!
3. Wie, wat en hoe wordt bijgehouden van hetgeen is ontwikkeld?
4. Wie heeft de regie over de uitrol van dit project? En hoe wordt deze rol bewaakt en opgevolgd c.q. geëvalueerd en zo ja, hoe, met wie en wanneer?
Kortom: Is OCW tevreden over het proces en de behaalde resultaten: van aanvraag tot resultaat, zowel in het veld, als in de overdracht van de IE-rechten? En wie bewaakt - namens OCW - deze rechten op dit moment, en wie bepaalt wie, wat en hoe deze rechten toegepast mogen worden? En op welke wijze is het doel dat “met publieke gelden gefinancierde projecten, ook publiek beschikbaar zijn” in dit specifieke dossier bereikt?
De VvBL hecht veel belang aan de aanhef in de overkoepelende reactie van OCW: “Het Ministerie van OCW vindt het belangrijk dat de resultaten van projecten die met publieke middelen worden gefinancierd, publiek beschikbaar zijn. [Et cetera. – wk]”.’
Vier doelstellingen
Als laatste zei Grendel: ‘De doelstellingen van de VvBL bij het afronden van de discussie over dit dossier zijn: 1) duidelijkheid over het gehele traject en de gemaakte afspraken, 2) lering trekken uit dit proces t.b.v. toekomstige projecten en trajecten, 3) komen tot de kern van het betoog van OCW “publieke beschikbaarheid van de resultaten van projecten die met publieke middelen zijn gefinancierd”, en 4) een “level playing field” voor bibliotheekleveranciers m.b.t. de toepassing van de “white”- en “black box”-formules.
OCW stelt dat als daar behoefte aan blijkt, met betrokken partijen zoals de KB, SPN, Rijnbrink Groep en leveranciers te willen inventariseren welke vragen er leven en zoeken naar mogelijke oplossingen.
De VvBL wil graag op deze uitnodiging van OCW ingaan om onze vervolgvragen te bespreken, en ook van OCW te vernemen hoe OCW zelf terugkijkt op dit project, op de bereikte resultaten en op het gewenste vervolg. Wij gaan daarbij uit van het hogere belang van de bibliotheekbranche, omdat in de transitie die de bibliotheken nu doormaken alle krachten gebundeld moeten worden.’