De inleidende lezing werd verzorgd door Hans van Driel, docent beeldcultuur, invloed van digitalisering en mediawijsheid en vice-decaan onderwijs aan de Universiteit van Tilburg. Van Driel betoogde in zijn vrij abstracte, theoretische verhaal dat we langzaam bewegen van ‘Samenleving 1.0 naar samenleven 3.0’.

Enkele steekwoorden met betrekking tot Samenleving 1.0 zijn:
top-down (ook op het gebied van kennisoverdracht), alles onder controle willen houden, denken dat alles etiketteerbaar is, net doen alsof er maar één weg naar Rome leidt. Samenleving 1.0 komt voort een mechanistisch wereldbeeld (zie Dijksterhuis’
De mechanisering van het wereldbeeld). In dit wereldbeeld willen we alles benoemen als oorzaak en gevolg en worden steeds hiërarchieën aangebracht. Als metafoor voor Samenleving 1.0 noemt Van Driel het panopticum: alles willen overzien en weten.
Samenleven 3.0 gaat daarentegen om loslaten. Steekwoorden: kennis delen, informeel leren, differentiëren, inclusief differentiatie binnen samenleving (functioneren binnen meerdere subgemeenschappen), de afstand tussen institutie en individu is kleiner, de verantwoordelijkheid van het individu wordt steeds groter. De metafoor voor Samenleven 3.0 is het internet: vrij plat, weinig hiërarchisch, veel knooppunten waar we zelf verbindingen tussen aanleggen. De huidige situatie (2.0) kan gezien worden als een overgangssituatie. Van Driel vindt dat we toe moeten naar Samenleven 3.0. Hij stelt vast dat bijna alle instituties in een identiteitscrisis verkeren: o.a. politiek, bibliotheken, media, onderwijs. Allemaal zitten ze met hun handen in het haar omdat ze nog opereren vanuit 1.0 en om zich heen kijken en steeds meer 3.0 samenleven zien. 23 Dingen kan volgens Van Driel een stap zijn op weg naar Samenleven 3.0. Probeer minder formeel en behoudend te denken. Het loslaten van controle zal altijd eng zijn en weerstand oproepen, maar leer los te laten. Ga gewoon aan de slag met 3.0 en accepteer ook dat het gepaard gaat met mislukkingen of niet altijd iets oplevert. Dit betekent niet dat direct alle oude principes losgelaten moeten worden, doe het stap voor stap en begeleidt de medewerkers die er huiverig voor zijn, zo luidt zijn advies.
Na Van Driels lezing volgt een reeks voordrachten waarin concrete toepassingen van web 2.0 in bibliotheken belicht worden. Zo vertelt Saskia Dellevoet, mediacoach bij Bibliotheek Midden-Brabant, over het ‘moordspel’
Whodunnit?. Met dit project richt de bibliotheek zich op de moeilijk bereikbare doelgroep van VMBO-leerlingen. Dellevoet noemt het de vertaling van het traditionele groepsbezoek naar een digitaal cocreatieproces met behulp van de bibliotheek. Het multimediale en cocreatie zijn daarbij kernbegrippen. Er wordt onder andere gebruikgemaakt van LibraryThing, sms’en, bloggen en YouTube-filmpjes. Door de VMBO-leerlingen op deze manier te benaderen zijn ze toch enthousiast te krijgen voor de bibliotheek, aldus Dellevoet. (Voor meer informatie zie
hier)
Uit de twee
‘down to earth’ verhalen die volgen, van Judith Heykers van de Bibliotheek Den Haag en Rianne van Eijnatten van de Samenwerkende Bibliotheken Achterhoek, blijkt dat in weerwil van de geschetste vergezichten in de praktijk soms tussen droom en daad best nog praktische bezwaren in de weg kunnen staan (om Elsschot te parafraseren) en dat het pad soms nog met kleine stappen begaan dient te worden. In Den Haag heeft men voor de eigen bibliotheekmedewerkers (veelal frontoffice) een vereenvoudigde versie van de 23 Dingen-cursus ontwikkeld, de
10 Haagse Dingen. Belangrijke conclusies: deelnemers zijn over het algemeen enthousiast, maar maak het niet te ingewikkeld; realiseer je dat er een groot verschil is in basiskennis, sommige deelnemers hebben weinig ervaring met de computer en internet; werk met huiswerk want niet voor iedereen is zelfwerkzaamheid het beste model. Rianne van Eijnatten vertelt hoe de Achterhoekse bibliotheken middels het project
SamBA Krakers hun medewerkers permanent bijscholen op het gebied van digitale media door ze via een groepspagina op Hyves (Sambamedia.hyves.nl) mee te laten doen aan een krakercompetitie, waarbij zij elke maand een aantal krakervragen voorgelegd krijgen over actuele onderwerpen. Op deze manier wordt hun kennis van digitale bronnen getoetst en worden ze wat minder bang voor internet en social media om zo beter beslagen ten ijs te komen op het gebied van mediawijsheid. Wat opvalt aan haar verhaal is dat veel bibliotheekmedewerkers nogal huiverig bleken te zijn om mee te doen uit angst dat met het aanmaken van een Hyves-pagina hun persoonlijke gegevens zomaar openlijk op het internet terecht zouden kunnen komen. Reden waarom gekozen is voor een besloten groepspagina.
Lourenza Vroomen schetst de achtergronden van het
blog van Bibliotheek Vlissingen. Men is daar begonnen met het blog vanwege de mogelijkheid tot interactieve discussie, het inspelen op actuele ontwikkelingen en het onder de aandacht brengen van diensten en producten.
Vlaamse sprekers lijken zich vaak te onderscheiden door hun retorische talent, en ook Ilse Depré van Bibnet en Eva Simon van de Bibliotheekschool Gent getuigden daarvan met hun onderhoudende verhaal over Facebook. In Vlaanderen is men na een in 2007 verschenen rapport begonnen met 23 Dingen, om zo bibliotheekmedewerkers bij te scholen op het gebied van web 2.0. Vorig jaar is in het kader van de door Locus georganiseerde Bibliotheekweek een impuls gegeven aan de aanwezigheid van bibliotheken op Facebook. Op dit moment zijn er circa 115 Vlaamse bibliotheken actief op Facebook, zo’n 30 procent van het totale aantal. Aansluitend bij deze ontwikkeling is door Bibnet een
Facebook-inspiratiegids gemaakt over het gebruik van Facebook door bibliotheken, gelardeerd met veel voorbeelden. Enkele tips: gebruik een pagina, geen profiel; blijf actief; wees multimediaal; bied meer dan literaire nieuwtjes; begrijp de eigenheden van Facebook. Als een voorbeeld van een bibliotheek die Facebook goed weet te benutten, noemt Depré die van Halle, een van de winnaars van de
Bib Web Awards vorig jaar.
Na de lunchpauze wordt het middagprogramma geopend met de tweede keynotespreker, Barry Spooren van
Incubate, een multidisciplinair kunstfestival voor ‘Independent Culture’ in Tilburg. Spooren zet uiteen hoe men steeds meer het publiek is gaan betrekken bij de organisatie en het festival via social media en een site als
Get Satisfaction, een soort online klantenservice. Men merkte dat veel mensen het leuk vinden om betrokken te blijven bij je organisatie en input te leveren. Reden waarom besloten werd om de Incubate-site open te stellen voor het publiek om bijvoorbeeld biografieën te schrijven van de artiesten die komen op het festival. Mensen kunnen daardoor mede de inhoud van de website samenstellen. Men zocht naar manieren om het publiek nog meer betrokken te krijgen bij de organisatie, wat anderhalf jaar geleden resulteerde in het
social festival model. In het kader hiervan zijn businessplan, jaarverslag, artistieke plannen, subsidieaanvragen etc open source: iedereen mag alles inzien, hergebruiken of bewerken. Dit alles onder Creative Commons. Voordelen zijn dat je zo gebruik kunt maken van de kennis van anderen, de betrokkenheid bij je organisatie vergroot, het levert efficiencywinst op en bevordert sociale interactie, wat out-of-the-box denken stimuleert. Incubate streeft naar zo open en transparant mogelijk communiceren. Vergeet echter niet dat offline net zo belangrijk is als online, zo stelt Spooren. Het belangrijkste is je werkhouding en social media zijn slechts een middel om daaraan uitdrukking te geven, niet een doel op zich. Vanuit de zaal komt de suggestie in navolging van Incubate meer te kiezen voor een
social library: meer samen met de klanten vorm geven aan beleid en dienstverlening.
Jeroen de Boer, coördinator muziek Bibliotheken Midden-Fryslân, gaat in op de veranderende rol van de muziekbibliothecaris in het huidige tijdsgewricht, waarin steeds meer gedownload wordt of streaming beluisterd, en de rol die web 2.0-toepassingen daarbij kunnen spelen. Volgens De Boer zou de muziekbibliothecaris tegenwoordig een ‘content curator’ moeten zijn. Dat vraagt om nieuwe vaardigheden en kennis, reden waarom de Dingen voor muziekbibliothecarissen ontwikkeld gaat worden. Hij gaat vervolgens in op een aantal online toepassingen waarvan een gemeenschappelijk kenmerk is dat ‘delen’ belangrijk is, zoals
Spotify,
Last.fm. Hier ziet De Boer nog een rol voor de muziekbibliothecaris in de vorm van het geven van advies en aanbevelingen. Te denken valt bijvoorbeeld aan het creëren van playlists op Spotify rondom specifieke thema’s.
TUBEiFY is een andere online dienst die door bibliotheken te gebruiken is, omdat deze dienst een soort YouTube-muziekplayer is. Ook bij
Dragontape zijn delen en aanbevelen belangrijke elementen. Daar kun je als muziekbibliotheek gebruik van maken door je klanten op die manier meerwaarde te bieden met je specifieke kennis.
Els van Staveren, programmamanager bij Bibliotheek Lek & IJssel, beschrijft in haar lezing het proces om te komen tot een projectplan en richtlijnen voor het gebruik van Twitter, waarna Valentina Pentury van de Bibliotheek Amsterdam ingaat op het project
NovaLocal en
het filmpje dat ze in het kader hiervan maakte. Edo Postma van ProBiblio schetst de achtergronden van
www.20dingen.nl, een site voor ouderen, waar op een eenvoudige manier met stap-voor-stap handleidingen uitgelegd wordt hoe de bekendste web 2.0-sites werken. De presentaties en videoregistraties van hun voordrachten zijn te vinden op de 23 Dingen Deel Dag-website.
Luc Pruijn, directeur
Bibliotheek Dommeldal, zet uiteen hoe zijn bibliotheek vanaf 2008 integraal beleid rondom 2.0-toepassingen en de digitale bibliotheek ontwikkelt. Hij gaat in op het scholingsbeleid, waarbij alle medewerkers van de bibliotheek, van directeur tot administratief medewerkers, en zelfs het bestuur geschoold werden in web 2.0. Dit heeft in toenemende mate effect op de organisatie, aldus Pruijn. Hij schetst vervolgens de verschillende manieren waarop uiteenlopende 2.0-toepassingen door de bibliotheek ingezet worden. Dit leidt ook tot nieuwe samenwerkingsvormen, onder andere met Seniorweb, en betere toegang tot bepaalde doelgroepen. De widget Welk boek? is een voorbeeld van hoe publiek bij de bibliotheek te betrekken en is een manier om medewerkers te dwingen hun web 2.0-vaardigheden te ontwikkelen en te onderhouden. Pruijn stelt dat het toenemend gebruikmaken van 2.0-toepassingen ook zijn visie op de (rol en toekomst van de) bibliotheek heeft beïnvloed. De bibliotheek heeft verschillende functies, maar wordt overmatig geassocieerd met een van middelen die ze daartoe inzet, namelijk het uitlenen van boeken. Het gaat er echter om wat je met dat middel doet en voor wie je dat doet; de bibliotheek is van mensen, niet van boeken – het gaat om sociale activiteiten met en voor mensen. De bibliotheek gebruikt sociale media, de bibliotheek is een sociale medium. De basisfuncties van de bibliotheek zijn constant, maar de middelen veranderen al een tijdje. De bibliotheek moet zich anders gaan gedragen, als een soort Facebook: minder stoelen op eigen bezit en meer op dienstverlening, en meer gericht zijn op het creëren van netwerken met derde organisaties en gebruikers. Om zo na te streven dat straks veel organisaties hun informatiestroom delen met het publiek via de bibliotheek, bijvoorbeeld gemeentes, VVV’s, lokale erfgoedorganisaties e.d. Op termijn zullen alle bibliothecarissen van Bibliotheek Dommeldal via media als Twitter en Facebook rond inhoudelijke thema’s netwerken onderhouden en gepassioneerd interactief informatie en kennis delen met klanten. Dan is de bibliotheek zelf een sociaal medium en past daarmee naadloos in haar tijd. De netwerkbibliotheek gebruikt sociale netwerken, is zelf een sociaal netwerk en gedraagt zich zo door om zich heen communities op te bouwen, zo besluit Pruijn.
De belangrijkste les over social media die de meeste sprekers meegeven aan het publiek: begin er gewoon mee, overanalyseer niet, laat het niet omdat je bang bent een misstap te maken, zie niet direct de beren op de weg.
Alle presentaties en filmpjes van de lezingen zijn te vinden op de
23 Dingen Deel Dag-site (zie de 'film'-icoontjes)
Tekst: Bart Janssen
Foto's: Bart Janssen en Jan de Waal