Waaraan moet een goede kinderboekenapp voldoen, wil deze het lezen optimaal bevorderen?
Stichting Lezen had op deze tweede kennisbijeenkomst over digitaal lezen graag richtlijnen gegeven. Dat de app een voorleesstem moet hebben, die je ook uit kunt zetten bijvoorbeeld. Dat een kind zelf het tempo moet kunnen bepalen waarmee hij door het verhaal gaat. Of dat de muziek het verhaal goed moet ondersteunen. Maar waarop zouden zulke richtlijnen dan zijn gebaseerd?
Na de
eerste kennisbijeenkomst, anderhalf jaar geleden, besloot Stichting Lezen meer onderzoek naar digitaal lezen te initiëren en te stimuleren. Er was te weinig bekend over de gevolgen van digitaal lezen op het leesproces en de leeservaring om daar beleid op te kunnen stoelen. Nu bleek dat de leesbevorderaars nog niet veel zijn opgeschoten. Wetenschappelijk onderzoek kost veel tijd: onderzoeksvoorstellen opzetten, geld aanvragen, en als die aanvraag wordt afgewezen - wat in sommige gevallen is gebeurd - nieuwe oplossingen bedenken. Daarna kan onderzoek pas worden uitgevoerd.
Raamwerk
Toch kon Stichting Lezen wel iets presenteren. Boekhistoricus
Adriaan van der Weel van de Universiteit Leiden heeft, in samenwerking met een Noorse collega, een theoretisch raamwerk ontworpen, waarin alle aspecten van het lezen zijn ondergebracht. Met dat model kan al het relevante onderzoek, vanuit zeer uiteenlopende disciplines, bij elkaar worden gebracht. Hij gaf als voorbeeld dat lezen is ‘belichaamd’. Je gebruikt voor lezen hetzelfde hersendeel als voor spoorzoeken. Verandert dat als je digitaal gaat lezen? Neurobiologisch onderzoek kan daar antwoord op geven.
Leeservaring
Zelf heeft Stichting Lezen
onderzoek gedaan naar de gebruikerservaringen van digitale lezers. Daaruit blijkt dat de tablet het meest gebruikte apparaat is om boeken op te lezen, meer dan een e-reader, smartphone of de nauwelijks hiervoor gebruikte laptop. Niet verwonderlijk, als je beseft dat inmiddels vier miljoen Nederlanders een tablet hebben. Daarentegen beschouwen alleen gebruikers van een e-reader de leeservaring gelijkwaardig aan die van het lezen van papier. De lezers van tablets en laptops vonden de gebruikservaring minder.
De resultaten gaven echter geen helder antwoord op de vraag wat leesbevorderaars nu moeten doen, gaf onderzoeker Niels Bakker toe. De aarzelende lezers - jong, man, lager opgeleid - lezen via tablets omdat ze daar affiniteit mee hebben. Moet je dan het lezen via deze apparaten stimuleren? Of moet je de optimale leeservaring van e-readers als uitgangspunt nemen en het lezen via e-readers stimuleren? In ieder geval is meer onderzoek nodig, omdat niet bekend is waarom e-readers de beste ervaring geven. Is dat de speciale e-ink? Of bieden e-readers minder afleiding?
Leesopvoeding
Natascha Notten van de Radboud Universiteit Nijmegen werkt aan een onderzoek naar de vraag of de traditionele leesopvoeding ook het digitaal lezen bevordert. Anders gezegd: of de offline methoden ook effect hebben in een online omgeving. Uit een eerste verkennend onderzoek, op basis van de internationale PISA-enquête, blijkt dat wel degelijk het geval te zijn. Ouders die voorlezen, boeken hebben en het lezen stimuleren, dragen ook bij aan de digitale geletterdheid van hun kinderen. Hoe dat precies werkt, moet Notten nader onderzoeken.
Informatieverwerking
Naast nieuw onderzoek kan leesbevordering in het digitale tijdperk ook baat hebben bij bestaand onderzoek. Dat bleek uit de bijdrage van
Adriana Bus van de Universiteit Leiden. De orthopedagoge wees erop dat multimedialiteit al bestaat sinds er prentenboeken zijn die tekst en beeld combineren. Daaruit zijn principes ontwikkeld die ontwikkelaars van kinderboekapps ook kunnen hanteren, zoals: hou rekening met de beperkte geheugencapaciteit, vermijd onsamenhangende informatie en laat informatie die via oor en oog binnenkomt elkaar versterken.
Vaak gaat dat volgens Bus nog fout in apps en voorlopers daarvan, zoals kinderboekcd-roms. Kinderen die al kunnen lezen gaan, als ze tekst tegelijk horen en zien, meelezen en missen daardoor de visualisatie van diezelfde tekst. Of apps zitten zo vol games, extraatjes en grapjes - alleen maar omdat het kán - dat het verband met de verhaallijn verloren gaat. Dat is funest voor het leerbegrip,
aldus Bus: als kinderen de informatie niet kunnen integreren, heeft dat niet alleen geen positief effect, maar zelfs een negatief effect.
Aandachtspunten
Door het bestaan van dit soort onderzoeken kan Stichting Lezen toch al iets zeggen over kinderboekenapps, niet als richtlijnen, maar als aandachtspunten. De leesbevorderaars onderscheiden drie hoofdpunten waar ontwikkelaars over moeten nadenken: 1. de voorleesstem: kun je ook uitzetten? Bestaat de mogelijkheid om, als ouder, zelf een opname te maken? Is de tekst tegelijk zichtbaar? 2. de interactiviteit: Draagt die bij aan het verhaal? Wat voor feedback krijgt de lezer? 3. multimediale aspecten: verduidelijkt een filmpje het verhaal? Doet de muziek dat?
Dat ontwikkelaars inderdaad rekening houden met de aandachtspunten, bleek uit de laatste bijdrage, waarin kinderboekenschrijfster
Rian Visser de apps van haar boeken liet zien: van
Timo en het toverstokje tot
Daar komt aap. Zij gaf bovendien mee dat ook marktpartijen invloed hebben op apps. Zo zitten uitgevers er niet op te wachten, vanwege de lage winstkansen ervan. Subsidie is nodig om apps te ontwikkelen. Tegelijk eist Apple dat apps voldoende interactief zijn, terwijl dat niet per se gunstig is voor kinderen.
Zie ook
Leesmonitor, onder andere over het
onderzoek naar de leesbeleving van e-books,
digitale leesbevordering en het
leesgedrag op het gebied van e-books.
Zie verder ook het e-magazine
Leesmonitor (op ISSUU)
Tekst: Maarten Dessing