Komt er een consortium van het SIOB (directeur Maria Heijne) en de Koninklijke Bibliotheek (directeur Bas Savenije)? Ondenkbaar is dat niet. Het is namelijk één van drie mogelijke scenario’s die voor de ontwikkeling van de infrastructuur van de Digitale Bibliotheek (DB) beschreven worden in de Contourennotitie Digitale Bibliotheek van het SIOB.
Helaas heeft het SIOB
deze belangwekkende notitie, die besproken is in de klankbordgroep bibliotheekwetgeving, nog niet op zijn website geplaatst. Ook is niet bekend hoe de participanten in de klankbordgroep (OCW, VNG, IPO, VOB, KB en DBNL) gereageerd hebben op de contouren van de notitie (die in juni 2012 verscheen).
Het SIOB wil op strategisch niveau invulling geven aan een organisatiestructuur (met financiële voorwaarden) die een structurele inrichting van de DB voor een groot publiek ondersteunt, garandeert en versterkt. Doel van de notitie is in kaart te brengen welke elementen van de DB binnen, maar ook naast het wetgevingstraject vooral door de betrokken organisaties geregeld kunnen worden.
Contextualisering
In
m'n vorige gastblog ben ik uitvoerig ingegaan op het in deze notitie door het SIOB vermelde idee om gelden aan het Provinciefonds te onttrekken voor de contextualisering van content (met als voorbeeld de digitale etalages van de Plusbibliotheken). Ik voorzag de SIOB-content van vijf contextlagen, met de vierde (de politieke) als belangrijkste. Voor welke mensen en welke doelen zetten wij overheidsgeld in?
Digitale Bibliotheek(-organisatie)
In dit gastblog ga ik wat verder in op de Digitale Bibliotheek(-organisatie) zelf. Het is geen raar idee dat de SIOB-notitie de KB nadrukkelijk in beeld brengt, want in het
beleidsplan 2010-2013 van de KB staat: ‘De komende vier jaar werkt de KB intensief aan haar digitale bibliotheek, waarin iedereen toegang heeft tot alle in Nederland uitgegeven digitale en papieren publicaties. Als nationale bibliotheek van Nederland vindt de KB het daarnaast haar taak om een stimulerende functie te hebben bij het tot stand komen van een nieuwe nationale (digitale) informatie-infrastructuur. Hierin werken de KB, de wetenschappelijke bibliotheken en de openbare bibliotheken nauw samen om iedereen in Nederland toegang te geven tot wetenschappelijke informatie.’
Een
digitale bibliotheek, waarin iedereen toegang heeft tot alle in Nederland uitgegeven digitale en papieren publicaties: is dat ook niet precies wat Bibliotheek.nl in opdracht van het SIOB probeert te maken? Het is natuurlijk niet voor niets dat het SIOB in
zijn reactie op de VOB-strategie schreef: ‘De digitale innovatie die door OCW door middel van het SIOB wordt gestimuleerd is niet alleen gericht op de Nationale Bibliotheek Catalogus, maar juist op de totstandkoming van één digitale bibliotheek, samen met andere partners in het nationale bibliotheek- en informatieveld. De blik op de buitenwereld, die breder is dan de openbare bibliotheek en noodzakelijk om ook voor nieuwe doelgroepen interessant te worden, moet aangescherpt worden.’
Centrale organisatie bij KB?
Al eerder is opgemerkt dat OB’en veel gebruikers en weinig e-content hebben en de KB weinig gebruikers en veel e-content en dat ze elkaar dus mooi kunnen versterken. Maar daarbij rijst natuurlijk wel de politieke vraag welke gebruikers op welke e-content zitten te wachten en in welke mate het voor openbaar bibliotheekwerk bedoelde OCW-geld ten goede moet komen aan de KB. Ik meen me te herinneren dat die vraag al rees bij het verschijnen van het rapport van de commissie-Calff,
Innovatie met effect, eind 2008 (de basis voor het centraal aanwenden van de OCW-innovatiegelden voor Bibliotheek.nl, met een sectorinstituut voor de regie). En nu ik het over Calff heb, schiet me ook weer te binnen wat ik in m’n
gastblog van december 2011 schreef over Josje Calff: ze bepleitte in 2008, nog voor er een sectorinstituut in beeld was, een centrale organisatie voor 'de digitale bibliotheek' eventueel onder te brengen bij de KB. Is dat eigenlijk geen goed idee, om landelijk de bestuurlijke drukte wat te verminderen?
Scenario’s infrastructuur en beheer
Voor de besluitvorming rond de ontwikkeling van de infrastructuur van de digitale bibliotheek ziet de SIOB-notitie drie scenario’s en voor het beheer twee. De notitie benoemt voor- en nadelen van deze scenario’s. De tekst staat in
dit bericht, onder de tussenkopjes 'Drie scenario’s infrastructuur' en 'Twee scenario’s beheer'.
Scenario’s content en context
Voor het inrichten van een organisatiestructuur rondom content en context ziet het SIOB ook drie scenario’s, namelijk:
- Een stuurgroep die besluit over inkoop en beheer, bijvoorbeeld onder de hoede van het Consortium GII.
- Een door het SIOB ingerichte uitvoeringsorganisatie waar content-inkoop en -beheer onderdeel van uitmaakt.
- De diverse partijen blijven dit apart doen.
Landelijke uitvoeringsorganisatie
De notitie bepleit voor de periode tot 2016 een landelijke uitvoeringsorganisatie die een logische verbinding aanbrengt tussen alle noodzakelijke activiteiten. Voor een deel zal het gaan om bundeling op een centrale plaats (zoals nu Bibliotheek.nl), voor een deel kunnen activiteiten decentraal plaatsvinden. ‘Echter, de regie van het geheel ligt bij het SIOB’, zegt de notitie.
Over de rol van de branche merkt de notitie op: ‘De betrokkenheid van de branche bij vraagstukken rond uitvoering moet nog verder uitgewerkt worden. Een model kan zijn om op nader te definiëren onderdelen een adviesplicht van de branche verplicht te stellen voor de partners in de DB. Uiteraard zullen de huidige achterliggende financieringsstromen (vanuit Rijk, Provincie en Gemeente) zoveel mogelijk behouden blijven, al dan niet via wetgeving bepaald, en zullen deze gericht zijn op de besteding van deze landelijke aanpak.’
Geen licht
De VOB
wil niet schriftelijk reageren op de SIOB-stukken, maar met het SIOB in gesprek gaan. In
Bibliotheekblad 10/2012 las ik (interview van Eimer Wieldraaijer met Kars Veling en Christine Kempkes) dat er
geen licht zit tussen wat het SIOB wil en de branche beoogt. Er zouden verschillen van inzicht worden gesuggereerd die er niet zijn.
Het is helder dat bij de VOB de wens de vader van de gedachte is. Als er inderdaad geen licht zit tussen wat het SIOB wil en wat de branche beoogt, dan:
- komt er één landelijke Digitale Bibliotheekorganisatie waar mensen afzonderlijk lid van kunnen worden en waar de VOB bij mag adviseren;
- komt er een greep in het Provinciefonds om met de daarmee gepaard gaande gelden landelijk content van context te voorzien (met als voorbeeld de digitale etalages van de Plusbibliotheken);
- komt er een grote herstructureringsoperatie, gericht op stroomlijning, met verschuiving van gelden, bedoeld voor 'een landelijke aanpak'.
Of
niet natuurlijk, maar dan moet het SIOB als regisseur de oren laten hangen naar het VOB-bestuur (dat zijn oren moet laten hangen naar zijn gedecentraliseerde leden).
Ondertussen
moet het SIOB van OCW met een aangepast plan 2013-2014 komen. Misschien is het efficiënt als het VOB-bestuur nog niet met het SIOB in gesprek gaat over het SIOB-meerjarenbeleidsplan 2013-2016, maar eerst dat aangepaste tweejarenplan 2013-2014 afwacht: wellicht zit er licht tussen het oude SIOB-plan 2013-2016 en het nieuwe plan 2013-2014.
Verkeerde weg
Nog steeds denk ik dat het SIOB met pleidooien voor grepen in het Gemeente- en Provinciefonds om de Digitale Bibliotheek op te tuigen op de verkeerde weg is. Voor je het weet, is het geld weg. Voor gemeentelijke bezuinigingen zijn ongeveer 400 wethouders nodig, voor provinciale bezuinigingen twaalf colleges van GS, maar voor OCW-bezuinigingen slechts één bewindspersoon. Zoals het SIOB zelf heeft ondervonden (staatssecretaris Halbe Zijlstra
halveert in 2013 het SIOB-besteltakenbudget - exclusief Aangepast lezen - van € 6,7 naar € 3,35 miljoen). Ik ben het helemaal eens met SPN-voorzitter Tineke van Ham die in
Bibliotheekblad 10/2012 zei: ‘Ik vind het huidige systeem nog niet zo gek en ik zou zeggen: blijf daar vanaf. Het gevaar is anders levensgroot dat de provinciale subsidies verdwijnen en die gelden hebben we met z’n allen heel hard nodig.’
Overigens is een pleidooi van het SIOB om gelden uit het Provinciefonds weg te halen ten behoeve van contextualisering van content (met als voorbeeld de digitale etalages van de Plusbibliotheken) ook een politiek verhaal (m’n vierde contextlaag). Aangezien verreweg de meeste provincies geen Plusbibliotheken subsidiëren, gaat een uitname ten koste van de PSO’s en dus van bibliotheken die veel baat hebben bij PSO-ondersteuning. Dat zijn niet de grote Plusbibliotheken G4 (die het
in juni opnamen voor het SIOB).
Onvermijdelijk
Wel denk ik, zoals ik inmiddels meermalen schreef, dat het onvermijdelijk is dat er mensen zullen zijn en komen die geen lid zijn of willen worden van een lokale bibliotheek, maar wel (graag) van een landelijke Digitale Bibliotheek. Natuurlijk snap ik de zorg van bibliotheken en de VOB hierover, maar 'een strategie' om het begrip 'de digitale bibliotheek' zo weinig mogelijk te gebruiken (VOB-beleid), noemde ik eerder al geen strategie, maar de ontkenningsfase in een rouwproces. Bibliotheken zullen er echt rekening mee moeten houden dat zowel door bezuinigingen als digitalisering (en de wisselwerking daartussen) de uitleenfunctie drastisch zal verminderen en tijdig moeten inzetten op uitbreiding van andere, aantoonbaar publieke taken. (Zie ook
m'n column voor de Nieuwsbrief Bibliotheek op School, die ook verscheen op
www.debibliotheekopschool.nl onder 'Voor bibliotheken'). Dat neemt niet weg dat ik er voor ben de overheidsfinanciën voor de digitale bibliotheek en de fysieke bibliotheken gescheiden te houden en niet de fysieke bibliotheken en hun ondersteunende instellingen ook nog eens te verzwakken door er gelden aan te onttrekken. Laat OCW de digitale bibliotheek betalen en laat het aan de lokale/regionale bibliotheken over welk belang zij hechten aan de contextualisering van content en wat zij daar zelf aan willen of kunnen bijleggen.
'Maatschappelijke onderneming'
Bibliotheken kunnen ook proberen als zogenaamde '
maatschappelijke onderneming' serieus commercieel te worden, maar dat moet dan wel heel anders dan woningbouwcorporatie De Woonbron deed. Die ging met aankoop en renovatie van het SS Rotterdam flink het schip in. Ik citeer
NRC Handelsblad van 24 juni hierover: ‘Corporatiedirecteur Martien Kromwijk sprak van “maatschappelijk ondernemerschap”. Wat zou dat betekenen, maatschappelijk ondernemerschap? Misschien iets met de lasten voor het collectief en de lusten voor de inspirerende leidinggevenden? Met het ministerie werd afgesproken dat het project maximaal 6 miljoen euro zou kosten. Het was immers een “nevenactiviteit”. Dat werd een slordige 200 miljoen. In 2008 verordonneerde de minister verkoop van de boot. Maar de boot is er nog steeds. Uit het jaarverslag dat de Woonbron deze week publiceerde, blijkt dat de corporatie opnieuw in de verliezen duikt door zijn maatschappelijk ondernemerschap.”
Kortom, ik heb nog geen positieve associaties bij 'maatschappelijke ondernemingen', zolang me niet duidelijk is wat de doelstellingen zijn en wat het verdien- en communicatiemodel is.
Wim Keizer