In 2001 was ik zes jaar correspondent in Amerika geweest. Maar ik was er ook donateur geweest van het Kennedy Centre voor muziek en muziektheater in Washington, van het Suburban Hospital in het nabije Bethesda, Friend of the Firefighters in Potomac en ook nog van de politieveteranen. Ik vergeet vast nog wat.
Waarom? We wilden ons als gezin aanpassen aan de gewoonten van ons gastland. Wat hier vanzelfsprekende overheidstaken zijn, zijn dat in de VS helemaal niet. Het idee van een overheid die zorgt voor allerlei zaken van algemeen nut en voor mensen die pech hebben in het leven is in Amerika niet erg populair. Wat er nog van over was, is sinds de jaren tachtig met vaste hand gekortwiekt. Ik moet bekennen dat ik als nieuwkomer er wel even schik in had: wauw, bijna de helft meer over van je salaris!
De andere kant van de medaille kwam snel genoeg in beeld. Ik reed op Pennsylvania Avenue en bang!, vooras doormidden.
Pothole in het wegdek niet gezien. Let wel: het gaat hier om de meest prestigieuze straat van Amerika. De president woont er. Overigens: ook in het wegenonderhoud kun je in Amerika participeren. Je adopteert als bedrijf een stuk
highway en als tegenprestatie wordt het schoongehouden. De naam van je onderneming komt op een bordje langs de gesponsorde route te staan. Hier mag de mores van de caritas zijn ‘doe wel en zie niet om’, in Amerika is het meer ‘doe wel en kijk in je achteruitkijkspiegel of je naam als gulle gever in voldoende kloeke letter is uitgevoerd’. Ik mocht altijd graag kijken of we er wel bij stonden in de sjiek uitgegeven jaarverslagen van het Kennedy Centre en het Suburban Hospital. En mijn gulle gaven aan de lokale politieveteranen maakte ik kenbaar met een sticker op de achterruit. Wie weet hielp het als je eens betrapt werd op
speeding.
Maar ik zou het hebben over cultureel ondernemerschap. Dat is een beetje een vaag begrip. Is een openbare bibliotheek die zich uitput in het bedenken van allerlei nieuwe vormen van dienstverlening en daarbij verbanden aangaat met onderwijsinstellingen en organisaties in het sociale en culturele veld een culturele ondernemer? Nou en of. Maar daar past wel een kanttekening bij. Het beprijzen van diensten gebeurt binnen de publieke sector en is dus, vanuit het perspectief van een overheid die miljarden tekort komt, eigenlijk een kwestie van vestzak-broekzak.
Privaat geld speelt in de financiering van onze bibliotheken nog nauwelijks een rol en zeker niet op een structurele manier. Gaat dat veranderen? Kan dat veranderen? In Eindhoven is het de bedoeling. Lees het masterplan
Odyssee van de Bibliotheek Eindhoven. Maar als je het directeur Thijs Kuipers op de man af vraagt, zegt hij er niet al te hoge verwachtingen van te hebben. Publieke financiering zal ook volgens hem de basis van het bibliotheekwerk blijven. Het perspectief is eerder dat particuliere partijen zich meer en meer gaan storten op de boekenuitleen: nog altijd de
core business van de openbare bibliotheek. Kijk wat er in Waterland gebeurt.
In Amerika, zou je denken, ligt het allemaal anders. Voor het culturele leven in de breedte is dat ook zo. Waar de overheid niet thuis geeft, is particulier geld nodig om het leven wat beter en mooier te maken. Het is overigens een misverstand dat de federale overheid in Amerika zich helemaal niets gelegen laat liggen aan de culturele sector. Zo heeft de
National Endowment for the Arts (NEA) - een overheidsdienst die in 1965 in het leven is geroepen om artistieke kwaliteit te bevorderen - jaarlijks zo’n dikke 150 miljoen dollar te besteden. En in de VS is het BTW-tarief voor kunst geen 13 of 12%, maar 0%.
Particulier geld speelt naast de bijdragen uit Washington en van lagere overheden een belangrijke rol in het Amerikaanse culturele leven. Iemand die ik ooit in New York ontmoette en die zijn boterham verdiende met
fund raising voor cultuurproducenten gaf me een aardig inkijkje in hoe het werkt. Het gaat om a
dollar for a dollar systeem. Dus je hebt als cultuurproducent eerst te zorgen voor privaat kapitaal en dan wordt er van overheidswege, natuurlijk onder voorwaarden, eenzelfde bedrag tegenover gesteld.
In wereldsteden als New York kon je op die manier nog wel ergens komen. De stad is
culture minded: de creatieve sector (nieuwe media, reclame, mode, design en architectuur) vormt er een snel groeiend deel van de werkgelegenheid. Maar neem nu kleinsteeds Amerika, het ‘echte’ Amerika wordt wel eens gezegd. De ideeën over de mens en zijn bestemming zijn er recht als de voren in het land: cultuur kan er niet vanzelfsprekend op enthousiasme rekenen. Dat geldt al helemaal voor vernieuwende uitingen.
Amerika is een diep religieus en sociaal conservatief land. Het zou raar zijn als dat niet tot uitdrukking kwam in het culturele klimaat. Waar ondernemingen actief zijn als sponsor op bijvoorbeeld de markt van tv-producties, zullen ze zich wel twee keer bedenken als zo’n productie iets aanstootgevends zou kunnen hebben. Maar een nadeel van marktafhankelijkheid ten opzichte van subsidieafhankelijkheid kun je dat in Amerika nauwelijks noemen. In 1996 werd het budget van de NEA door het Congres in één klap zowat gehalveerd. Er was geld gegaan naar ‘omstreden’ kunstenaars en dat ben je in de ogen van machtige lobbyclubs als de
American Family Association nogal eens gauw.
Tijd voor een anekdote over schoolbibliotheken. Onze jongste zoon zat op
Junior High, het schooltype dat aan
high school vooraf gaat. Periodiek verzamelden de autoriteiten van onze staat Maryland klachten van ouders over boeken op de schappen van die bibliotheken. Die werden op een lijst gezet, compleet met de aard van de klacht. Mijn slimme zoon wist de hand te leggen op zo’n lijst, in de terechte veronderstelling dat vader er wel iets mee kon.
Ik begrijp dat mijn geloofwaardigheid nu op de proef wordt gesteld, maar op die lijst stonden titels als
Sneeuwwitje, Roodkapje en
De Kleine Zeemeermin.
Sneeuwwitje? Ja, want was er geen
graphic violence in het boek? De stiefmoeder is immers geen Moeder Theresa.
Roodkapje? Natuurlijk, want zat er in het mandje voor opoe geen fles jajem? En
De Kleine Zeemeermin? Ach, in het rijk geïllustreerde boek droeg het schaap slechts een behaatje. ‘Pornografisch’ luidde het onverbiddelijke oordeel van de klagers.
U zult begrijpen dat het voor de gemiddelde bibliotheek in Amerika’s
heartland nog niet meevalt een aardige collectie jeugdboeken op de schappen te krijgen.
Terug naar mijn betoog.
Crowdfunding, business angels, matchmakers: zonder al die fenomenen zou het in Amerika op cultureel gebied een dooie boel zijn. Wij fronsen onze wenkbrauwen. Toen rond de eeuwwisseling de econoom, tevens staatssecretaris, Rick van der Ploeg ervoor begon te pleiten dat, ik citeer, ‘de cultuur beter moet leren hoe ze het marktmechanisme moet bedienen’ was de kunstwereld te klein. Geen Amerikaanse toestanden hier!
Enfin, Halbe Zijlstra is langs gekomen. De cultuursector moet zijn financiële basis verbreden, vindt ook de Raad voor Cultuur in zijn advies over bezuinigingen 2013-2016. Het ‘op eigen benen staan of omvallen’ is inmiddels een realiteit waar orkesten, toneelgezelschappen en musea mee te maken hebben. Tegelijk zie je allerlei initiatieven op internet om cultuurproducenten te linken aan potentiële financiers.
Is het ondenkbaar dat de overgang van subsidieafhankelijkheid naar meer marktafhankelijkheid de culturele sector, inclusief het bibliotheekwezen, ook goed doet? Dat de prikkels van de markt en de gevoeligheid daarvoor, die we ‘entrepeneurschap’ noemen, net als in andere sectoren een vitaler in plaats van schraler aanbod opleveren?
Ik wil even stilstaan bij dat vreeswekkende begrip ‘Amerikaanse toestanden’. De suggestie is dat er van over de Grote Plas een stoomwals is verscheept die nu ook de vaderlandse cultuur plat komt walsen. Daar zit het idee achter - Maarten van Rossem heeft er wel eens op gewezen - dat het Amerikaanse culturele productieapparaat alleen maar rotzooi voortbrengt. Afhankelijk als het is van de koopkrachtige vraag, kan het nu eenmaal niet anders. Ik kan als Amerikaganger, met de vingers in de lucht, getuigen dat er inderdaad héél véél rotzooi wordt gemaakt. Maar ik ging in mijn diensttijd als correspondent ook naar historische overzichtstentoonstellingen van Vermeer en Jan Steen, respectievelijk gefinancierd door United Technologies en Shell. En naar een merkwaardige expositie in het Guggenheim over de motorfiets als stijlicoon, betaald door BMW. Dezelfde Hollandse intellectuelen die zo schamper doen over de Amerikaanse cultuur ontlenen nogal eens hun wijsheden aan The New
York Review of Books. En kunnen we met ons publieke omroepbestel op tegen series als
Twin Peaks, de
Soprano’s,
Boardwalk Empire? Als u in New York komt, bezoek dan het Museum of Modern Art (MoMa): toonaangevend in de wereld en voor honderd procent draaiend op particulier geld.
Nee, er is een meer relevante vraag. Die werd een poos geleden gesteld door ons aller Joop van den Ende, toch niet de
poster boy van de vaderlandse sociaal-democratie zeg ik er maar even bij. Je kunt wel vinden, aldus Van den Ende, dat we à la Amerika toe moeten naar particuliere financiering van de cultuursector, maar wij zijn Amerika niet. De ‘geefcultuur’ daar is onderdeel van een heel andere maatschappelijke orde. Neem alleen het fiscale regime. Een lage belastingdruk en riante mogelijkheden om giften af te trekken dragen natuurlijk bij tot geefbereidheid.
Cultuurpolitiek kent bij ons van oudsher een spreidingsideaal. Openbare bibliotheken zijn vanouds de stoottroep van dat ideaal. Iedereen moet van cultuur in al haar uitingen kunnen genieten. Mijn vrouw en ik hadden een abonnement op de concerten van de National Symphony Orchestra in het Kennedy Centre in Washington. Dat kostte ons zo’n 150 dollar per uitvoering. En nee, dat kan lang niet iedereen zich permitteren.
Via een open deur kom ik zo terug in de openbare bibliotheek. Laagdrempeligheid is niet zo maar een kenmerk van het bibliotheekwerk: het is een wezenstrek. De openbare bibliotheek zou haar geboortepapieren bij het vuur houden als ze financiële drempels opwierp waar mensen niet goed overheen kunnen. Dat stelt grenzen aan het beprijzen van haar product.
Zo zijn er grenzen aan het vissen in een ‘derde geldstroom’. Crowdfunding en
business angels worden soms voorgesteld als vormen van een modern mecenaat. Maar om liefdewerk gaat het niet: er wordt profijt verwacht, ofwel in klinkende munt ofwel in de vorm van reputatiewinst. Dan gaat het om een andere wezenstrek van de openbare bibliotheek: integriteit. Waar anders ben je verzekerd van een volstrekt onafhankelijke informatievoorziening?
Kan de openbare bibliotheek zich, gegeven beide condities - laagdrempeligheid en integriteit - voegen in een systeem van particuliere financiering? Dat is een uitdagende kwestie.
Of Amerika op dit gebied een lichtend voorbeeld is, betwijfel ik. Particulier geld speelt ook daarginds, voor zover ik weet, maar een bescheiden rol in de financiering van de openbare bibliotheken. Die moeten het ook hebben van gemeentelijke gelden. En die worden, net als bij ons, afgeknepen. Mooie projecten in Manhattan, Brooklyn en Queens zijn au fond onderdeel van consolidatieprogramma’s. Overigens zijn de bibliotheken in Amerika wel echt gratis, ook voor volwassenen. Zoals het hoort.
De openbare bibliotheek heeft een traditie van emancipatoir denken: de minder bedeelden (minder bedeeld met onderwijs, geld, maatschappelijke kansen en macht) waren altijd haar primaire doelgroep. En nu is er de ontdekking dat er daar steeds minder van zijn. De openbare bibliotheek heeft ook een traditie van gemeenschapsdenken en dat wringt met een hypergeïndividualiseerde samenleving.
In Eindhoven is het roer radicaal omgegooid. Het stelsel van wijkbibliotheken wordt opgedoekt, er komt er één ‘kenniswerkplaats’, een
brainport library met de expliciete opdracht bij te dragen aan de economische groei van de regio. Een opmerkelijke doelstelling voor het openbaar bibliotheekwerk.
Is dit de weg? Dé manier om als openbare bibliotheek nieuwe relevantie te krijgen? Ik vraag het als relatieve buitenstaander. Als lezer van
Odyssee krijg je om de andere bladzijde de verzekering dat het allemaal echt bedoeld is voor alle inwoners, onverschillig rang of stand. Toch vraag je je af of tante Annie van driehoog in Woensel er over de vloer zal komen. Het is het spanningsveld van wrijvende idealen, ambities en voorwaardelijkheden. Wat voor positie kiezen bibliotheken daarin?
Bert Ummelen
Tekst op uitnodiging uitgesproken voor de bibliothecarissen die aanwezig waren tijdens de studiereis naar New York die enkele weken geleden door Bibliotheekblad en Rogues werd georganiseerd.