Ik ben een paar weken in New York geweest en dat had allemaal te maken met een studiereis voor Nederlandse en Vlaamse collega’s naar die stad, die ik mee mocht organiseren. Mooie dingen gezien, goed weer gehad, interessante gesprekken gevoerd en heel veel inspiratie opgedaan: wat een stad, wat een dynamiek en wat een diversiteit.
Dat laatste vond ik echt opvallend: New York is voor mij vooral de stad van verscheidenheid en creativiteit geworden. Want het wemelt er letterlijk van de kleinschalige initiatieven,
big is niet per se
beautiful en zelfs het openbare bibliotheekwerk in die stad wordt georganiseerd in drie onafhankelijke systemen: Brooklyn, Manhattan en Queens. Het lijkt erop dat iedereen daarbij uitgaat van zijn eigen sterkte en zijn eigen draagvlak en ik denk dat New York haar dynamiek in hoge mate te danken heeft aan het organiseren en creatief benutten van die veelzijdigheid. In een volgend nummer van
Bibliotheekblad komt een uitgebreide reportage over onze trip, want leerzaam was het wel!
Mij valt dan het verschil met de Nederlandse situatie op, waar vooral de neiging bestaat om bijna alles op te schalen tot een nationaal niveau, dat dan onder zijn eigen (licht)gewicht bezwijkt. Daarbij is niet de lokale creativiteit het uitgangspunt; integendeel. Een mooi bewijs daarvan is te vinden op de
website van het SIOB, waar letterlijk staat: ‘
Door digitale ontwikkelingen hebben klanten nieuwe verwachtingen gekregen van bibliotheken. Zij hebben andere wensen dan vorige generaties. De sector moet hierop inspelen, willen bibliotheken ook in de toekomst bezoekers blijven trekken. Om te voorkomen dat elke bibliotheek hiervoor zijn eigen aanpak kiest, is landelijke regie nodig.’
Dat eerste gedeelte van de tekst kan ik mij nog wel voorstellen, wij leven immers in een tijd waarin het openbare bibliotheekwerk letterlijk opnieuw moet worden uitgevonden. Misschien zou ik het wat anders en veel actiever formuleren. Niet ‘klanten’ hebben andere wensen; maar wij hebben nieuwe ideeën, wij zien nieuwe kansen en wij willen een mooie toekomst en zijn daarom op zoek naar een andere relatie met iedereen die belang hecht aan eigentijds openbaar bibliotheekwerk. Daarom geldt maar één motto: alle hands aan dek en ga aan de slag! Benut alle creativiteit die er te mobiliseren valt om de openbare bibliotheek een mooie toekomst te geven.
Maar dat is dus niet bedoeling: het SIOB wil blijkbaar voorkomen dat bibliotheken op zoek gaan naar slimme en passende oplossingen. Dan is het dus geen sectorinstituut, maar een preventie-instituut: het PIOB. Er zou nog recht van spreken zijn als we van de sokken werden geblazen door fantastische, hemelbestormende ideeën, maar het SIOB valt eigenlijk vooral op door het opeenvolgend snelle vertrek van directeuren. Erg verheffend en goed voor de sector is dat allemaal niet. Het SIOB gaat daardoor steeds meer lijken op de eerste de beste poenerige voetbalploeg uit Kazachstan, waar de ene na de andere zogenaamde wondertrainer zijn opwachting maakt. Het bibliotheekwerk verdient beter.
Het wordt hoog tijd dat wij ‘op z’n New Yorks’ werk gaan maken van de dynamiek en de creativiteit die aanwezig is in en rond elke bibliotheek. Verander de wereld en begin bij jezelf. Zoiets is te belangrijk om aan ‘het land’ over te laten! Ga aan de slag, experimenteer, maak fouten en leer! En zorg ervoor dat goede ideeën met elkaar gedeeld en verder ontwikkeld worden. Want delen is beter dan voorkomen. Laat 1000 bloemen bloeien, want misschien zijn er wel een paar heel mooie bij! En laat u niet afschepen met een confectieboeketje uit Den Haag dat kraak noch smaak heeft. Laat staan kwaliteit.
Rob Bruijnzeels