Het bestuur van de Vereniging van Openbare Bibliotheken (VOB) heeft de heren Ton Brandenbarg en Job Cohen als ‘
verkenners’ het veld in gestuurd om na te gaan wat er het beste kan gebeuren met de door de VOB-leden op 18 juni in grote meerderheid
aangenomen motie inzake ‘
digital-only’-lidmaatschappen (de uitspraak dat de fysieke bibliotheken het ‘
single point of access’ moeten zijn, wat betekent: geen rechtstreekse registratie van ‘
digital-only’-leden bij de door de Koninklijke Bibliotheek in stand gehouden ‘landelijke digitale bibliotheek’). Het VOB-bestuur ried de motie af. In mijn ogen terecht, want het was in meerdere opzichten een
malle motie, hoewel ik heel goed begrijp wat de drijfveer ervan was.
Bij het woord ‘verkenner’ moet ik erg denken aan de Belgische koning Albert, die bij de lange kabinetsformatie van 2010/2011 niet genoeg had aan informateurs en een formateur, maar zich genoodzaakt zag daarnaast een
heel scala aan nieuwe functies in het leven te roepen, zoals daar waren de verkenner, de bemiddelaar, de preformateur, de onderhandelaar, de ontmijner en de verduidelijker of
clarificateur. Het VOB-bestuur, daarin gesouffleerd door OCW en KB, kan dus nog even vooruit om de interpretatie van de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (Wsob) en de bestudering van daarmee samenhangende, ingewikkelde ict-vraagstukken tot een goed einde te brengen. Volgens mij is er vooral grote behoefte aan clarificateurs. Er is veel Haags overleg OCW/KB, OCW/VOB, VOB/KB en OCW/VOB/KB zonder dat de VOB-leden precies weten wat er allemaal besproken wordt en waar al dat overleg toe leidt. We zien er om te beginnen helaas al nooit clarificerende verslagen van.
E-reader-abonnementen
Inmiddels heeft zich naast de motie een nieuw, interessant vraagstuk aangediend: mogen de Bibliotheek Rivierenland (en andere bibliotheken die daar zin in hebben) nieuwe abonnementsvormen in het leven roepen en daarbij een e-reader cadeau doen? Volgens minister Bussemaker van OCW
is hierbij sprake van ‘nieuwe abonnementsvormen waarbij leden gebruik kunnen maken van het landelijke digitale aanbod onder door Bibliotheek Rivierenland bepaalde condities en prijzen’. De minister spreekt over ‘het digitale aanbod van Rivierenland’, waarvoor de bibliotheek tarieven heeft vastgesteld. Bibliotheek Rivierenland
ontkent echter dat er eigen condities en prijzen zijn en zegt dat er sprake is van misverstanden.
Grote vraag is dus of een abonnementsvorm waarbij een e-reader cadeau wordt gedaan - laten we zeggen een bepaalde invulling van ‘voordeel-op-je biebpas’ - een ‘digitaal aanbod’ genoemd kan worden. Ja, een bezitter van zo’n e-reader, tevens lid van een openbare bibliotheek, kan er ook digitale content van het e-bookplatform (voorloper van de ‘landelijke digitale bibliotheek’) mee raadplegen. Maar kun je nu beweren, zoals de minister
op instigatie van het Nederlands Uitgeversverbond doet, dat Bibliotheek Rivierenland hiermee haar leden gebruik laat maken van ‘het landelijke digitale aanbod onder door Bibliotheek Rivierenland bepaalde condities en prijzen’? Op het eerste gezicht zou ik zeggen dat het aanbieden van een apparaat om een digitaal aanbod te lezen iets anders is dan het aanbieden van dat aanbod zelf. Het ontspannen antwoord van Bibliotheek Rivierenland klinkt mij redelijk overtuigend in de oren. Als OCW volhardt, zou het nog wel eens voer voor juristen kunnen worden. De vraag rijst ook waarom de KB als Zelfstandig Bestuursorgaan (ZBO) niet zelf haar afspraken met uitgevers bewaakt en waarom OCW er meteen bovenop zit. Is de Stelselwet misschien multi-interpretabel? Interessant is ook de positie van de VOB: steunt die nu wel of niet het initiatief van Bibliotheek Rivierenland? Of maakte het bureau bij het opnieuw promoten van de omstreden
B-reader gebruik van het directievacuüm en denkt het bestuur er anders over?
Lange arm uitgevers
Hoe dan ook, ben ik het met Bibliotheek Rivierenland eens dat KB en OCW de VOB-leden maar eens duidelijk moeten maken hoe ver ze de lange arm van de uitgevers eigenlijk willen laten strekken als het gaat om condities (en tarieven) voor het gebruik van uitgevers-content. Hoe verder zij die arm laten strekken, des te minder de ‘landelijke digitale bibliotheek’ zich ‘onafhankelijk’ (publieke waarde artikel 4 Stelselwet) mag noemen. Ik begrijp de voorzichtigheid van uitgevers, maar ook de positie van OCW/KB. Die gaan uit van ‘beter iets dan niets’, maar probleem blijft wel dat op deze manier die landelijke digitale bibliotheek vooralsnog niet meer is dan een extra uitgevers-outlet, ook al moet iedereen die dat wenst er mijns inziens rechtstreeks op kunnen inloggen en zich er kunnen registreren - als dat vereist wordt. Maar er moet echt nog heel wat gedaan worden om het aanbod van de digitale bibliotheek ‘een onderscheidend karakter te geven ten opzichte van het aanbod in de markt’ (zoals de minister het formuleert in
haar brief aan acht wethouders).
Overigens vind ik dat mensen die zich rechtstreeks bij de KB als lid van de ‘landelijke digitale bibliotheek’ aanmelden automatisch lid moeten worden van een lokale bibliotheek in de buurt, tenzij het lid daar bezwaar tegen heeft. En dat mensen via de KB lid moeten kunnen worden van alleen een lokale openbare bibliotheek. Dus exact dezelfde werkwijze als in de memorie van toelichting bij de Stelselwet staat over leden van de lokale bibliotheek: ‘Er zijn twee manieren om lid te worden van de digitale bibliotheek. Allereerst wordt ieder lid van de fysieke bibliotheek automatisch lid van de digitale bibliotheek, tenzij het lid daar bezwaar tegen heeft. Daarnaast bestaat de mogelijkheid rechtstreeks lid te worden van alleen de digitale bibliotheek.’
Eén systeem?
Ook op ICT-gebied was het een interessante maand. Een
VOB-notitie (pdf) over de relatie tussen lokale/regionale automatiseringssystemen en de landelijke digitale infrastructuur kwam in handen van
Bibliotheekblad. De vraag was en is: wat betaalt OCW (via de KB) en wat betalen de bibliotheken en PSO’s (die zich nu officieel conform de Stelselwet ‘provinciale ondersteuningsinstellingen’ noemen, ofwel POI’en). Maar heel erg duidelijk is die notitie niet. Bij een door de Plusbibliotheken belegde
bijeenkomst bij OCLC, waar ook POI’en voor uitgenodigd waren (waarom eigenlijk niet door de VOB voor al haar leden, gezien de belangrijke sleutelrol van OCLC), bleek dat in Vlaanderen serieus wordt gekeken naar één bibliotheeksysteem. Ik ben het
met Mark Deckers eens dat de onderliggende rapporten ook voor Nederland interessante materie vormen.
Maar net zo interessant is een in mei verschenen, nog op verzoek van het Sectorinstituut Openbare Bibliotheken gemaakt
rapport van Anton Dierdorp. Daarin wordt in mijn ogen vrij helder uiteengezet welke obstakels er zijn bij het maken van één landelijk bibliotheeksysteem, maar ook welke grote voordelen zo’n systeem zou bieden. Er is dan geen verschil meer tussen een ‘
single point of truth’ en een
‘single point of access’. Het lijkt me belangrijk dat de verkenners het rapport van ICT-clarificateur Dierdorp goed doornemen en er verder over (laten) doordenken. Ik snap trouwens niet waarom dit rapport, voorzien van een toelichting door het VOB-bestuur, niet al voor de ledenvergadering van 18 juni gepubliceerd was, want dan was die malle motie er misschien niet eens gekomen.
Er is veel communicatiewerk aan de winkel voor
VOB-interim-directeur Cor Wijn. Maar ook OCW en KB, die de boedel van Bibliotheek.nl meegekregen heeft, mogen meer openheid betrachten. Clarificeren moet niet alleen aan clarificateurs worden overgelaten.
Wim Keizer