HomeRubriekenGastblogsBericht
voetnoot
Iedereen in de digitaliseringstrein
Peter van Eijk
03-06-2019
De dienstverlening van overheden en bedrijven wordt steeds vaker langs digitale weg georganiseerd. Online je zaken regelen domineert. Maar miljoenen landgenoten zijn onvoldoende in staat dit zelfstandig te doen. Hun kennis van het Nederlands schiet tekort en ze hebben te weinig digitale vaardigheden. Dit is niet alleen een nare beperking voor de mensen zelf, er zijn ook forse gevolgen voor de gemeenschap. We moeten dus onze inspanningen op wat tegenwoordig ‘digitale inclusie’ heet verder opschalen. Naar meer mensen met meer geld. Het goede nieuws: het is geen kostenpost maar een investering. In onszelf. 
Iedereen in de digitaliseringstrein
Adviesbureau PricewaterhouseCoopers concludeerde in april 2018 dat de jaarlijkse kosten van laaggeletterdheid circa 1,1 miljard euro bedragen. Bij ongewijzigd beleid verwacht hoogleraar informatiesamenleving Jan van Dijk van de Universiteit Twente dat de scheidslijn tussen digibeten en de rest van de samenleving scherper wordt (NRC Handelsblad, 23 februari). Gelukkig staat digitale inclusie inmiddels op de agenda van de overheid. Staatssecretaris Knops (BZK) heeft voor zijn nieuwe programma jaarlijks 5,6 miljoen euro beschikbaar. Gesproken wordt over een miljoen mensen. Maar het gaat volgens eerder onderzoek om 2,5 miljoen mensen in Nederland. De Sociaal-Economische Raad (SER) zei hierover in april dat het kabinet de urgentie van het probleem van de laaggeletterdheid nog onvoldoende onderkent en dat er meer moet worden geïnvesteerd van rijkswege. 

Voorwaarden
Vanuit het perspectief van Het Utrechts bibliotheeknetwerk (BiSC) zien wij voor deze nationale opgave twee noodzakelijke succesvoorwaarden. De eerste is een effectieve methodiek om de problematiek grootschalig aan te pakken. De tweede is structurele financiering voor volwasseneneducatie.
Deze voorwaarden vinden hun basis in een pilot ‘basisvaardigheden’ uit 2017 en een verkennend onderzoek van medio 2018. Allebei in de provincie Utrecht. Er blijken veel inspanningen nodig om burgers die nu uitgesloten zijn, een beperkt aantal digitale basisvaardigheden aan te leren. Deze burgers moeten eerst gevonden en bereikt worden. Daarna moeten we hen motiveren. Ten slotte is een stapsgewijze, passende didactische aanpak nodig. Een aanpak die rekening houdt met de onzekerheden, weerstanden en beperkte leerervaringen van deze kwetsbare groepen. Per deelnemer bedroegen de totale kosten in de pilot uit 2017 circa duizend euro.

Praktijk van nu
De Koninklijke Bibliotheek (KB) en de openbare bibliotheken zijn als netwerkpartners enkele jaren geleden al begonnen om digitale geletterdheid te stimuleren. Zo is er sinds 2015 een samenwerking met de Belastingdienst, gericht op het ondersteunen van burgers bij het invullen van hun belastingaangifte. Na drie jaar samenwerking staat er een operationele hulpvoorziening: vrijwel alle bibliotheken doen mee, het aanbod van pc’s en cursussen is op orde en er is organiserend vermogen om digibeten te helpen. Zo’n 8500 mensen hebben in de voorbije jaren gebruikgemaakt van de belastingspreekuren. Met het oog op de toekomst formuleerde de KB een ambitieus doel in haar nieuwe beleidsplan: samen met haar partners wil zij in de periode 2019-2023 een miljoen mensen bereiken uit de groep laag digitaal geletterden. 
 
Investeer en organiseer
Voormalig onderwijsminister Bussemaker bepleit in haar nieuwe hoedanigheid van hoogleraar (leerstoel: beleid, wetenschap en maatschappelijke impact, in het bijzonder in de zorg) een sociale investeringsstaat. Daarin is sociaal beleid geen kostenpost, maar vooral een investering om burgers zelfredzamer te maken. Ze heeft gelijk, en de crux is dat de rijksoverheid voldoende financiële en organisatorische voorwaarden schept voor een effectieve aanpak. De genoemde duizend euro per te ondersteunen burger is een investering in de gemeenschap. Waarvoor structureel een miljard euro beschikbaar zou moeten komen. Daarmee kan in 355 gemeenten de volwasseneneducatie worden versterkt. En laten we die dan organiseren als ‘hulp om de hoek’ via het bestaande netwerk van bibliotheekvestigingen. Waar de SER oproept tot regionale samenwerking, kunnen wij richting het rijk zeggen dat de infrastructuur voor een leven lang leren al bestaat.

Goede aanleiding
En als we nog een goede aanleiding zoeken voor een nationale aanpak: de bibliotheekwet wordt dit jaar geëvalueerd. Dat vormt een passend startpunt voor de borging van genoemde infrastructuur met het reserveren van structurele middelen voor het stimuleren van geletterdheid. Bij een aangepaste bibliotheekwet in 2020 hoort immers een nieuw budget. Want digitale inclusie is een zaak van nationaal belang. Laten we investeren in het halen van de digitaliseringstrein. De kosten hebben we immers al…

Peter van Eijk, directeur-bestuurder BiSC Utrecht

Deze column verschijnt ook in Bibliotheekblad nummer 5, 2019 in een serie verkenningen waarin Peter van Eijk dit jaar reflecteert op maatschappelijke, technologische en andere ontwikkelingen die voor bibliotheken de vraag oproepen: moeten we hier niks mee?


Print deze pagina

Reacties op dit artikel (0)

Er zijn nog geen reacties.

Schrijf een reactie

Naam
E-mailadres (?)
Reactie
 

Gerelateerde informatie